Zen boeddhisme

Uit dharma-lotus.nl
Versie door Admin (overleg | bijdragen) op 18 nov 2022 om 06:23 (Nieuwe pagina aangemaakt met '{{#seo: |title=Zen, een stroming binnen het boeddhisme |titlemode=append |keywords=boeddhisme, boeddha, boeddhistisch, Dharma, Pali-canon, Gautama, boeddhist, waarheden, soetra, sutta, Dhamma, meditatie, inzicht, Ivar Mol, Dharma-Lotus, mindfulness, India, Nepal |description=Uitgebreide uitleg over het boeddhisme in het algemeen en de boeddhistische filosofie, de Dharma en de Pali-canon in het bijzonder. }} {{Boeddhisme}} '''Zen''' is een gekende vorm van...')
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Zen is een gekende vorm van het Mahayana-boeddhisme. Hoewel ze zeker niet exclusief Japans is, heeft ze vooral in Japan kunnen groeien en heeft ze ook daar haar hoogtepunt en volmaaktheid bereikt. Zen is afgeleid van het Chinese woord Chan (Indisch: dhyana), wat meditatie betekent.

Geschiedenis

Ontstaan van het Zen-boeddhisme

De monnik Bodhidharma wordt over het algemeen beschouwd als de grondlegger van het Zen-boeddhisme. Er zijn slechts weinig bronnen bekend die ons wijzer kunnen maken over zijn leven, maar verondersteld wordt dat hij afkomstig was uit Zuid-India en dat hij China verticaal – van het zuiden tot in het noorden - doorreisde. Het is dan ook in Zuid-China dat de eerste bronnen over Bodhidharma afkomstig zijn. Hij was daar naar alle waarschijnlijkheid aanwezig in de 4e en het begin van de 5e eeuw.

Na zijn dood gaf hij zijn leer door aan zijn discipel Huike, die daarmee de eerste Chinese patriarch van Zen werd. Over hem is zeer weinig bekend. Ook over de tweede, derde, vierde en vijfde patriarch die na hem komen, weten we enkel hun namen. Het is pas vanaf de zesde en laatste patriarch, Huineng, dat de geschiedenis ons iets wijzer kan maken. Hij wordt gezien als een van de grootsten binnen het Zen-boeddhisme, en alle Chinese Zen-scholen beschouwen hem ook als hun stichter en voorvader.

Introductie in Japan: de Kamakura-periode

Hoewel de Japanners Zen al eeuwen kenden, bestond het niet als een aparte school in Japan. Het is pas in de Kamakura-periode (1185-1333) dat daar verandering in komt, wanneer de monnik Myōan Eisai (1141-1215) na zijn reis naar China in 1191 terug aankomt in Japan. Hij is de grondlegger van de Rinzai-sekte, een stroming binnen Zen. Enkele jaren later is de monnik Dōgen verantwoordelijk voor de stichting van de Sōtō-sekte. Ook hij vond zijn inspiratie in China.

De Kamakura-periode betekent samen met het ontstaan van Zen in Japan ook meteen het einde van de creatieve ontwikkelingen in het Japanse boeddhisme. Vanaf nu zullen de verschillende sekten zich vooral reorganiseren in plaats van nieuwe elementen te gaan zoeken. De boeddhistische leren worden geformaliseerd. Dit betekent echter niet het einde van het Japanse boeddhisme: vanaf nu zal het zich vooral uiten in kunst en cultuur. Zen zal later zelfs een levensfilosofie betekenen voor de[bushi-klasse, waarbij het erg in trek was.

De Muromachi-periode

In de Muromachi-periode (1333-1573) draagt Zen bij tot een enorme culturele bloei: belangrijke poëtische werken, studie van het Chinese Neo-Confusianisme, theeceremonie, ikebana (Japanse bloemschikkunst) en Sumi-e (monochrome schilderkunst) zijn enkele voorbeelden van culturele schatten die het Zen-boeddhisme ons tijdens of vanaf de Muromachi-periode heeft nagelaten.

De Edo-periode

Het Zen-boeddhisme vindt nauwelijks nieuwe elementen uit in de Edo-periode. Ook zal het de Edo-cultuur weinig of niet extra beïnvloeden.

Hedendaagse Zen

Vandaag de dag zien we dat Zen niet alleen in Japan en het Verre Oosten bestaat. In het Westen wint Zen stevig aan populariteit, getuige enkele scholen die zich vooral in de Verenigde Staten bevinden. Onder andere in New Orleans, Chicago en Californië bevinden zich bekende Amerikaanse Zen-tempels.

Leer

Centrale idee

Het centrale idee van het boeddhisme is de verlichting. De verlichting kan men bereiken door volledig onafhankelijk te zijn van materiële zaken. Enkel als men het eigen zelf vergeet, kan men uiteindelijk zelf een boeddha worden.

De manier waarop men verlicht kan worden, verschilt echter erg onder de verschillende boeddhistische sektes. In tegenstelling tot sommige andere scholen, probeer de Zen-monnik de verlichting te bereiken door middel van meditatie. Wie verlicht wil worden, moet zich echter niet te hard focussen op het verlicht worden. Zo zal dit immers als een verlangen werken. Wie absoluut verlicht wil worden, zal het nooit worden. Men moet niet denken aan persoonlijk succes, want het zal nooit helpen je doel te bereiken. De verlichting mag zelfs niet als een doel gezien worden. Men kan niet verlangen verlicht te zijn, zo verlangt men immers niets meer te verlangen, en dit is volledig tegenstrijdig met de leer. Verlichting is iets dat je overkomt, niet iets dat je nastreeft. Voor veel mensen klinkt het misschien paradoxaal om iets na te streven dat je eigenlijk niet mag nastreven als je wilt slagen in je opzet, maar voor een Zen-monnik is het niet meer dan de waarheid.

Kenmerkend voor Zen is ook de sobere en nuchtere manier van denken. De dingen zijn zoals ze zijn, men hoeft er geen diepere verklaring voor te zoeken. Als men een Zen-monnik vraagt wat hij ziet in de wolken, zal het antwoord steevast zijn: “Ik zie wolken en de hemel”. Eenvoud is het kernwoord om de leer te omschrijven.

Zazen

Tetsujo Deguchi in Zazen

Bij de meditatie heeft men niet veel nodig: enkel een geschikte plek om te mediteren, eventueel een kussentje of een bankje om op te zitten, en voor de rest alleen zichzelf. “Za” betekent gewoon zitten en verder niets. “Zazen” vertalen we dus best als “het zitten in toestand van Zen” of “zitten in meditatie”. Het zitten gebeurt in de lotushouding met gesloten ogen. Vaak mediteren verschillende mensen tegelijk in een dojo. Het is tijdens de meditatie ten strengste verboden contact met elkaar te hebben. Daarom zit men aan de rand van de dojo met het gezicht naar buiten gekeerd, opdat men niet afgeleid zou worden. Om te voorkomen dat een monnik tijdens de meditatie in slaap zou vallen, gaan er steeds helpers mee naar de dojo. Als een monnik dreigt zijn concentratie te verliezen en begin te sluimeren, kan de helper met behulp van een stok of zweep (Japans: zenki) een flinke tik uitdelen aan de mediterende monnik. Deze kan zich dan weer volledig focussen op het zitten. Velen hebben door zo’n slag van een zenki de verlichting bereikt. De rol van helpers of meesters is dus zeer belangrijk en mag niet onderschat worden.

Kinhin

Zoals zazen gericht is op mediteren in zittende houding, zo spitst kinhin zich toe op het mediteren tijdens het rondwandelen. Ook deze activiteit werd gemeenschappelijk beoefend. Een leider-monnik die al verder staat met zijn proces van verlichting dan de anderen, loopt voorop, gevolgd door een rij van andere Zen-monniken. Na elke diepe adem neemt men een stap voorwaarts. Kinhin betekent dan ook letterlijk “rechtdoor gaan”. Het begin wordt aangekondigd door twee keer een bel te luiden, het einde door één keer te luiden. Deze vorm van meditatie wordt meestal uitgevoerd tussen lange periodes van zazen in, om de benen te verlichten.

Verschillende stromingen

Sōtō

De Sōtō-school werd gesticht door de monnik Dōgen tijdens de Kamakura-periode. Hij heeft ons een belangrijke anekdote nagelaten die de essentie van het Zen-boeddhisme in één zin omschrijft. Toen men hem na zijn reis door China vroeg wat hij geleerd had, antwoordde hij: “Mijn ogen staan horizontaal, mijn neus verticaal.” Hij had niets anders geleerd dan de realiteit te begrijpen zoals ze is.

Sōtō verwacht alleen heil van de meditatie, en werd in tegenstelling tot de Rinzai-sekte meer een godsdienst voor het gewone volk.

Rinzai

De Rinzai-school werd in 1191 door de monnik Eisai in Japan geïntroduceerd. Het grote verschil met de Sōtō-school is dat de Rinzai gebruik maakt van koans. Dit zijn vraag-en antwoordtechnieken, raadsels, enz. met het doel de leerling te verwarren. Vaak wordt de leerling geconfronteerd met paradoxen binnen een kōan. Zijn taak is dan niet het raadsel op te lossen, maar inzicht te krijgen in het belang van de paradox. Een voorbeeld van een dergelijke koan is “Als een boom valt in het woud, en er is niemand om hem te horen, maakt hij dan geluid?” Het is goed dat een leerling hier over nadenkt, maar geen antwoord op kan vinden. Vreugde om het opgeloste raadsel is immers ongepast voor een Zen-monnik.

Deze koans waren voor een Rinzai-volgeling een extra middel om de verlichting te bereiken. In de Sōtō sekte kwamen ze niet voor.

Rinzai had de reputatie alle vrees weg te nemen, meer nog dan bij Sōtō. Voor de krijgers is dit dus een ongelooflijk voordeel. Daarom was de Rinzai-school erg in trek bij de samurai-klasse.

Andere scholen

Naast Sōtō en Rinzai bestaan er nog andere scholen, zij het minder in aantal en populariteit. Enkele voorbeelden zijn Ummon, Obaku en Igyo.

Invloed van Zen

Poëzie

Het Zen-boeddhisme heeft veel invloed gehad op de Japanse poëzie. Vooral de typische, korte Japanse gedichtjes (haiku, tanka en renga) zijn verzamelingen van Zen-kenmerken. Een haiku is een gedicht bestaande uit drie strofen: de eerste strofe bevat 5 lettergrepen, de tweede 7 en de derde opnieuw 5. Een tanka breidt de haiku uit door er nog twee strofen van 7 lettergrepen achter te plaatsen. Een renga of kettinggedicht tenslotte, verbindt verschillende tanka’s.

Zo’n haiku, tanka of renga beschikt slechts over een paar lettergrepen en is dus niet geschikt om hele verhalen mee te vertellen. Integendeel, het is slechts een sfeer die in dergelijke gedichten wordt geschept. Zo bevat het gedicht steeds een natuurelement. De lezer kan bijgevolg weten in welk seizoen, op welk tijdstip, etc. het gedicht zich situeert.

In een haiku, tanka of renga is de suggestieve kracht van de lezer of luisteraar heel belangrijk. Aangezien er niet veel gezegd wordt, kan men zelf over de betekenis nadenken. Dit kan een vorm van meditatie zijn.

Tuinen

Ook op de aanleg van Japanse tuinen heeft het Zen-boeddhisme veel invloed gehad. Het was verantwoordelijk voor een heel ander type tuin dan gebruikelijk was vóór de Kamakura-periode. Zen is namelijk verantwoordelijk voor de geboorte van de drooglandschapstuin (karesansui), waarvan veruit het beroemdste voorbeeld de steentuin van Ryōan-ji is. Het concept van een karesansui is een langwerpige rechthoek van geharkt zand waaruit rotsen oprijzen, soms in groepjes, soms alleen. Vaak zijn de rotsen zo geplaatst dat men ze niet allemaal tegelijk kan zien, zoals ook bij de tuin van Ryōan-ji. Andere tuinen beschikken dan weer over helemaal geen rotsen en bestaan uitsluitend uit geharkt zand. De oorsprong van een karesansui is waarschijnlijk de vijver van een traditionele Shinden-tuin. Ook daar kwamen rotsen boven het oppervlak uitsteken die eilandjes uitbeeldden. Sommigen zien in een drooglandschapstuin een verwijzing naar het ontstaan van de kosmos, voor een Zen-monnik is het niet meer dan geharkt zand met rotsen.

Andere voorbeelden van karesansui zijn de tuinen van Taizō-in en Daisen-in. De oppervlakte ervan is niet zo groot, maar door een juiste plaatsing van de rotsen wordt toch de indruk van ruimte geschapen. De patronen in het zand worden dagelijks hertekend om de tuinen in perfecte staat te houden.

Theeceremonie

De theeceremonie is een van de origineelste aspecten van de Japanse cultuur die dankzij Zen hun vorm hebben gekregen. Belangrijk binnen de theeceremonie is zeker niet de thee zelf –wat die smaakt in Japan vaak heel bitter – maar het hele ritueel dat eraan verbonden is. De ceremonie omvat een heleboel vaste regels die strikt moeten opgevolgd worden. Zo moet men urenlang op dezelfde plaats geknield blijven terwijl men achtereenvolgens luistert naar het koken van het water, kijkt naar hoe de thee wordt gezet, de thee opdrinkt en uiteindelijk commentaar geeft. Na het drinken van de thee worden de gasten grondig getest op hun kennis over de ceremonie.

Elementen binnen de theeceremonie die afkomstig zijn van het Zen-boeddhisme zijn zeer gemakkelijk terug te vinden. Men trekt zich terug uit het dagelijkse leven en betreedt het theepaviljoen om tot volledige rust te komen. Het beleven van zo’n theeceremonie is als een vorm van mediteren: men blijft urenlang in dezelfde pose zitten en concentreert zich op het wezenlijke. Een theepaviljoen is zeer sober opgebouwd, zoals het Zen betaamt, en heeft een sobere waarde.

Ikebana

Ikebana of Japanse bloemschikkunst beschikt over dezelfde kwaliteiten als de theeceremonie. Zowel het scheppen van een ikebanastuk als het kijken ernaar, veronderstelt een mediterende concentratie op het wezen van de natuur in de verschillende seizoenen.

Drie bloemen vormen de basis (of het gehele stuk). Ze verwijzen naar hemel, aarde en mens. De keuze van de planten en de schaal, vaas of pot is zeer belangrijk. Ze verschillen namelijk naargelang de sfeer, de plaats of het seizoen dat men wil uitbeelden.

Sumi-e

Als gevolg van de introductie van Zen in Japan tijdens de Kamakura-periode, groeide de belangstelling voor kunststromingen die samenhingen met deze leer. Een van die kunststromingen was de monochrome schilderkunst gebaseerd op houtskool-inkt of sumi-e, die niet toevallig uit China afkomstig was. De Japanse term suiboku-ga werd in mindere mate gebruikt. De bedoeling van sumi-e is schilderen zonder de minste twijfel of aarzeling. Met het penseel moeten snelle en trefzekere bewegingen gemaakt worden. Zonder het gebruik van kleuren kan men toch een kleurdimensie aan het schilderij toevoegen door harder of minder hard op het penseel te drukken. Zo kan men bijvoorbeeld al 5 kleuren zwart creeëren.

De grootste schilder was zeker Sesshū Tōyō (1420 – 1506). Hij werd door zijn familie een tempel toevertrouwd waar hij het Boeddhisme bestudeerde en ook teken- en schilderlessen ontving. Hier maakte hij zich de kunst eigen om Zen en schilderkunst in elkaar te laten opgaan. Hij was zo goed in het kopiëren van bestaande Chinese werken, dat hij met een gezantschap een reis naar China mocht maken. Hij was echter niet zo enthousiast bij zijn terugkeer, omdat hij naar eigen zeggen alles reeds van zijn Japanse meesters had geleerd, en niets nieuws had gezien in China.

Zijn beroemdste werk dat bewaard is gebleven, is de lange landschapsrol Sansui Chōkan: een met kleur opgehoogde penseelschildering op papier, die een wandeling door de vier seizoenen voorstelt.

Boeken

John Daido Loori, The art of just Sitting: writings on the zen practice of shikentanza ,Wisdom Publishing, 2002

Michael Luetchford & Jeremy Pearson, Master Dogen's Shinji Shobogenzo: 301 Koan Stories ,Windbell Publications, 2003