Devadatta

Uit dharma-lotus.nl
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Categorie indeling
Home - Boeddhisme - Personen uit de Pali-canon
Personen uit de pali canon
Alara Kalama
Ambapali
Ananda
Angulimala
Anuruddha
Assaji
Bimbisara
Devadatta
Khema
Maha Moggallana
Maha Kassapa
Pajapati Gotami
Pasenadi
Purna
Rahula
Subhuti
Sariputta
Uppalavanna
Upali
Yasodhara
Dhamma wiel

Devadatta (Sanskriet: godsgeschenk) was geen belangrijke, maar wel een bekende leerling van Gautama de Boeddha (als jongeling Siddhartha genoemd) aangezien hij 3 maal geprobeerd heeft de Boeddha te vermoorden. Hij was de broer van Anuruddha, Ananda en Mahanama (de latere raja van Sakya, opvolger van Suddhodana). Zijn vader was raja Suppabuddha (de broer van Suddhodana, raja van Sakya) en zijn moeder Pamita (een tante van Gautama de Boeddha). Zijn zus Yasodhara was de (ex-)vrouw van Gautama de Boeddha.

Jeugdjaren

Anuruddha, Ananda, Devadatta, Mahanama en Siddhartha woonden voorheen allemaal in Kapilvastu (Nepal), zaten bij elkaar op school en speelden vaak met elkaar in hun vrije tijd. De Pali-canon verhaalt veel over deze periode en Gautama de Boeddha haalt het ook vaak aan in zijn parabelen. Devadatta en Siddhartha lagen elkaar als kind niet erg. Als prinsen en adel werden zij opgeleidt om later raja's te worden of andere belangrijke functies in het landbestuur te bekleden, en onderwijs, sport, krijgs- en vechtkunst besloeg hun dagelijkse training. Devadatta was sterk gebouwd en was zeer competitief. Siddhartha was ranker, maar had een natuurtalent overal goed in te zijn. Dat Siddharta slimmer, handiger en vaardiger was stak Devadatta.

Als kind schoot Devadatta een zwaan uit de lucht tijdens het jagen. Echter voor hij de gewonde zwaan gevonden had had Siddharta hem reeds gevonden en meegenomen om hem te verzorgen. Er ontstond een conflict aan wie de zwaan nu toebehoorde; Devadatta die hem uit de lucht geschoten had of Siddhartha die hem als eerste gevonden had. Het was gebruikelijk dat geschillen aan de raja werden voorgelegd tijdens een dorpsvergadering en de tegenstanders moesten dan met goede argumenten komen en de raja velde uiteindelijk een definitief oordeel. Het argument van Siddhartha dat elementen uit de natuur niemand toebehoorden maar dat compassie voor gewonden of zieken altijd voor diende te gaan won het van de argumenten van Devadatta.

(Afsplitsen van) de sangha

Siddhartha vertrok uit Kapilvastu op zijn 29e om monnik te worden. 6 jaar later bereikte hij de verlichting in Bodhgaya en weer 3 jaar later keerde hij voor de 1e keer terug naar Kapilvastu. Tijdens dat bezoek vroegen meerdere mensen om opgenomen te mogen worden in de Sangha, waaronder Upâli, Anuruddha, Ananda en Devadatta. Dit was in de beginperiode van de Sangha en daar waar de anderen vorderingen maakten op hun spirituele proces blonk Devadatta uit in zijn fysieke arbeid tijdens het bouwen van kloosters. Hij was sterk maar ook trots en verwaand. Andere monniken die eveneens weinig vorderingen maakten in het spirituele proces en de regels van de Sangha zwaar vonden zagen in Devadatta een leider.

Devadatta was een stuk jonger dan Gautama de Boeddha en op latere leeftijd kreeg Boeddha steeds meer fysieke klachten voornamelijk aan zijn rug. Tijdens een grote bijeenkomst op uitnodiging van enkele edelen kwam Devadatta naar voren en stelde voor dat hij in het vervolg de Sangha zou gaan leiden. Ten overstaan van iedereen maakte Gautama de Boeddha het heel duidelijk dat Devadatta geen enkele noemenswaardige spirituele vordering had gemaakt, niet capabel was de boeddhistische filosofie te begrijpen en de Sangha onmogelijk kon leiden. Deze schoffering viel Devadatta zwaar. In een nieuwe poging om de Sangha over te nemen stelde Devadatta strengere regels voor:

  • het niet meer aannemen van kant en klare pijen maar monniken zouden deze zelf uit lompen moeten naaien.
  • alleen nog maar leven in bossen en niet onder een dak.
  • een strikt vegetarisch dieet.
  • afhankelijk zijn van bedelgiften maar niet uitgenodigd mogen worden voor maaltijden.

Dit waren voorstellen waar een groot deel van de Sangha het mee eens was maar Gautama de Boeddha wilde het niet als regel opnemen hoewel hij er geen moeite mee had als monniken zo wilden leven. Echter als bedelmonnik hoefde je een gift van voeding niet te weigeren en als je vlees gedoneerd kreeg mocht je dat aannemen. Zo wilde hij ook het offeren van kleding niet verbieden.

Devadatta ving dus steeds bot en ervoer dit als schoffering die hem woedend maakte. Hij begreep dat Gautama de Boeddha communicatief veel sterker was dan hij. Hij ging op zoek naar andere manieren om de Sangha over te nemen en een medestander vond hij in kroonprins Ajatasattu, zoon van koning Bimbasara. Waar Devadatta de Boeddha uit de weg wilde hebben daar wilde Ajatasutta zijn vader uit de weg ruimen. Ze spraken af elkander te helpen in het uit de weg ruimen van koning Bimbara en Gautama de Boeddha.

Koning Bimbasara werd middels en staatsgreep gevangen genomen en verhongerde in een gevangenis nabij Rajgir. Er werden 3 pogingen ondernomen om Gautama de Boeddha te vermoorden en hoewel bij de laatste poging Boeddha wel gewond raakte mislukten ze alle drie.

  • in de 1e poging huurden zij meerdere moordenaars in. Bij het zien van de Boeddha namen zij echter allemaal afstand en werden monnik.
  • in de 2e poging stuurden ze een wilde olifant op Gautama de Boeddha af. De olifant werd door Gaauthama de Boeddha getemd.
  • in de 3e poging veroorzaakte Devadatta een lawine op het pad naar de Gierenpiek. Hier werd Boeddha geraakt door een steenscherf.

Na deze mislukkingen splitste Devadatta zich af van de sangha maar nam een redelijk deel met zich mee. Zijn Sangha heeft enkele honderden jaren voortbestaan.

Karma

Garuka is zwaarwegend karma en het komt voort uit daden die zo zwaar wegen dat het al het andere karma opzij schuift en prominent wordt. De intentie om tot een handeling te komen die zwaarwegend karma voortbrengt zit zo diep dat deze allesbepalend is, het wordt dan ook wel wedergeboorten-veroorzakend genoemd. In de Pali-canon worden 5 van dergelijke zwaarwegende karma's genoemd als zijnde afschuwelijke misdaden (ãnantariyakamma):

  • vadermoord
  • moedermoord
  • het vermoorden van een arhat (verlicht persoon)
  • het verwonden van een boeddha
  • het kwaadwillig veroorzaken van een scheuring in de sangha (boeddhistische gemeenschap)

Devadatta heeft zich schuldig gemaakt aan 3 van deze afschuwelijke misdaden:

  • het verwonden van een Boeddha
  • het kwaadwillig veroorzaken van een scheuring in de sangha (boeddhistische gemeenschap)
  • vadermoord (Ajatasattu meehelpen in het vermoorden van diens vader, koning Bimbasara)

Op de vraag van Ananda (de broer van Devadatta) aan Gautama de Boeddha wat er nu karmisch gezien gaat gebeuren met Devadatta, antwoordde Boeddha:

Zelfs een Boeddha kan zich dat niet voorstellen.