Pali
Pali is de oude Indische taal (van de Prakrit taalfamilie) waarin de vroegste geschriften van het theravadboeddhisme in de eerste eeuw na Chr. in Sri Lanka werden opgesteld. Die geschriften worden de Pali-Canon geheten of de Tipitaka (Drie Korven). Een van de Pitaka wordt meestal aangeduid als de Pali Vinaya.
Boeddhisme
Vroege geschriften van het mahayanaboeddhisme staan in een nog oudere Indische taal, het Sanskriet waarmee het Pali een verwantschap vertoont.
In de talen van de theravada landen vinden we veel leenwoorden uit het Pali (en minder uit het Sanskrit) en niet alleen in termen met een boeddhistische achtergrond (als Boeddha, Dhamma, Tipitaka, …). We kunnen het vergelijken met de invloed van de het Latijn (eveneens een liturgische taal) op de talen in de westerse (christelijke) wereld.
Elke theravada monnik studeert Pali tijdens zijn opleiding. De chanting die tijdens ceremonieën door monniken en boeddhisten wordt uitgevoerd is in Pali. We zouden kunnen verwachten dat in de theravadalanden eenzelfde Pali wordt gebruikt maar er is een zekere beïnvloeding van de eigen talen.
Pali wordt als een literaire taal beschouwd want er is geen wetenschappelijk bewijs van Pali als levende taal. Mogelijk was er een relatie met de moedertaal (Magadhan) die gesproken werd door de Boeddha.
Misschien werd Pali aangewend als een soort kunstmatige taal als compromis tussen de vele dialecten op plaatsen waar de Leer werd gepredikt.