Leerlingen van Gautama de Boeddha
Categorie indeling |
---|
Home - Boeddhisme - Personen uit de Pali-canon |
Personen uit de pali canon |
Alara Kalama |
Ambapali |
Ananda |
Angulimala |
Anuruddha |
Assaji |
Bimbisara |
Devadatta |
Khema |
Maha Moggallana |
Maha Kassapa |
Pajapati Gotami |
Pasenadi |
Purna |
Rahula |
Subhuti |
Sariputta |
Uppalavanna |
Upali |
Yasodhara |
Gautama de Boeddha heeft 45 jaar lang de Dharma onderwezen. In die tijd heeft hij vele duizende leerlingen gehad en een aantal van hen hebben een zeer belangrijke invloed gehad op het ontstaan van het boeddhisme. Alle onderstaande leerlingen (op Devadatta na) werden Arhats. Zij hebben net als Gautama de Boeddha de verlichting bereikt.
Bhikku's (monniken), leerlingen van Gautama de Boeddha
Sāriputta
Sāriputta Upatissa is samen met zijn jeugdvriend Maha Moggallana de meest vooraanstaande mannelijke leerling van Gautama de Boeddha. Voordat Sāriputta Gautama de Boeddha ontmoette was hij reeds monnik maar in de Sangha van Sañjaya. Kort na zijn toetreding in de Sangha van de Boeddha bereikte hij de verlichting. Sāriputta blonk uit in het begrijpen van de volledige boeddhistische filosofie, niemand behalve de Boeddha was van deze deze filosofie zo doordrongen als hij.
Mahā Moggallana
Mahā Moggallana was samen met zijn jeugdvriend Sāriputta Upatissa de meest vooraanstaande mannelijke leerling van Gautama de Boeddha. Voordat Sāriputta Gautama de Boeddha ontmoette was hij reeds monnik, maar in de Sangha van Sañjaya. Kort na zijn toetreding in de Sangha van de Boeddha bereikte hij de verlichting. Moggallana werd door Gautama de Boeddha geprezen als de monnik die (na de Boeddha zelf) het hoogste begiftigd was met de eerste vijf van de zes bovennatuurlijke krachten (de 'wereldse' bovennatuurlijke krachten). Hij bezat veel inzicht in de boeddhistische filosofie; slechts Gautama de Boeddha en Sariputta waren daarin zijn meerdere.
Ānanda
Ānanda was een neef van Gautama de Boeddha en 25 jaar lang zijn persoonlijke assistent. Hij was zachtaardig, niet streng en zeer vriendelijk en bezat een enorm goed geheugen. Zo kon hij 84.000 lezingen van de Boeddha letterlijk herhalen. Voor vele boeddhisten is Ānanda de meest geliefde van alle monniken uit die tijd.
Mahā Kassapa
Mahā Kassapa was een belangrijkste leerling van Gautama de Boeddha die na de dood van de Boeddha tijdens de 1e concilie een grote rol heeft gespeeld in het samenstellen van de Pali-canon. Kassapa was het liefst alleen, was sociaal onhandig en beleed een zeer strenge vorm van monnik zijn.
Upâli
Upâli komt uit Kapilvastu, de woonplaats van de familie van Gautama de Boeddha. Hij kwam uit de lage kaste van kappers en trad tot de Sangha toe negen jaar na de verlichting van Gautama de Boeddha. Upâli was zeer strikt en streng in de regel. Hij wordt de hoeder van de Vinaya Pitaka genoemd die Gautama de Boeddha hem onderwezen had en die hij tijdens het 1e concilie inbracht in de Pali-canon.
Subhūti
Over zijn belangrijkheid bestaat menig discussie. Zo wordt hij in de Pali-canon nauwelijks genoemd maar komt hij in vele Mahayana soetra's voor. In de Diamant soetra is Subhūti degene die telkens een gesprek met Boeddha heeft en Subhūti heeft een belangrijke rol gehad in het uitdragen van de vroegere Prajñāpāramitā soetra's.
Anuruddha
Anuruddha was een belangrijke leerling en tevens neef van Gautama de Boeddha. Hij was de broer van Ananda, Devadatta en Mahanama, de latere raja van Sakya. Anuruddha was, samen met Maha-Moggallana, het beroemdst om zijn paranormale gaven, voornamelijk zijn helderziendheid (dibba-cakkhu).
Purna
Purna blonk uit in zijn leraarschap. Alleen de Boeddha zelf werd gezien als betere leraar. Zijn gehele leven stond in het teken van het uitdragen van de Dharma. Hij is verantwoordelijk geweest voor het wijd verspreiden van de Dharma over het Indiase subcontinent.
Rahula
Rahula was de zoon van Gautama de Boeddha. Op zijn negende is hij toegetreden tot de Sangha en heeft altijd in de schaduw van zijn vader geleefd. Hij nooit een goede band met zijn vader gehad. Hij is vroeg gestorven maar stond lokaal bekend om zijn zachtaardigheid en als goed leraar.
Assaji
Assaji behoorde tot de eerste monniken die toetraden tot de Sangha. Daarvoor had hij met vier andere monniken en Siddhartha het ascetisme zes jaar beoefenend als een manier om de verlichting te bereiken. Assaji was tevens de monnik die Sāriputta overhaalde om toevlucht te nemen tot de Sangha.
Aṅgulimāla
Aṅgulimāla was geen belangrijke maar wel een bekende leerling van Gautama de Boeddha. Het is een geliefd verhaal en toont de mogelijkheid van transformatie aan. Ook een zéér slecht iemand kan de verlichting bereiken in hetzelfde leven. Aṅgulimāla was een seriemoordenaar die het op een gegeven moment op Gautama de Boeddha gemunt had. Deze overtuigde hem waarna Aṅgulimāla monnik werd en uiteindelijk de verlichting vond.
Devadatta
Devadatta was de neef van Gautama de Boeddha en een broer van Ananda en Anuruddha. Tot drie maal toe heeft Devadatta geprobeerd Boeddha te vermoorden en uiteindelijk heeft hij een splitsing in de Sangha veroorzaakt. Devadatta heeft zelf nooit de verlichting bereikt.
Bikkhunis (nonnen), leerlingen van Gautama de Boeddha
Uppalavanna
Uppalavanna was samen met Khema de meest vooraanstaande vrouwelijke leerling van Gautama de Boeddha. Net als Maha Moggallana blonk zij uit in haar paranormale gaven.
Khema
Khema was de vrouw van koning Bimbasara en was samen met Uppalavanna de meest vooraanstaande vrouwelijke leerling van Gautama de Boeddha. Net als Sariputta blonk zij uit in het begrijpen van de boeddhistische filosofie en de Dharma.
Pajapati Gotama
Pajapati Gotama was de stiefmoeder van Siddhartha en de zus van zijn biologische moeder. Zijn biologische moeder stierf zeven dagen na de bevalling en Gotama heeft Siddhartha als haar eigen zoon opgevoed. Toen Gautama de Boeddha zijn Sangha had stond deze niet open voor vrouwen. Gotama heeft samen met Aananda Boeddha weten over te halen vrouwen wel toe te laten. Pajapati Gotama was de eerste non in de sangha.