Pasenadi
Categorie indeling |
---|
Home - Boeddhisme - |
Personen uit de pali canon |
![]() |
Personen uit de pali canon |
Gautama de Boeddha
|
Mannelijke leerlingen
|
Alara Kalama |
Ananda |
Angulimala |
Anuruddha |
Assaji |
Bimbisara |
Devadatta |
Kondanna |
Maha Moggallana |
Maha Kassapa |
Pasenadi |
Purna |
Rahula |
Sariputta |
Subhuti |
Suddhodana Gautama |
Upali |
Uddaka Ramaputta
|
Vrouwelijke leerlinges
|
Ambapali |
Jivaka |
Khema |
Mahamaya |
Pajapati Gotami |
Uppalavanna |
Visakha |
Yasodhara |
![]() |
Pasenadi (Pali; in Sanskriet: Prasenajit, omstreeks 563 á 550-483 á 480 v.Chr) was koning van Kosala en lid van de Aikṣvāka-dynastie, is een belangrijke figuur in de vroege boeddhistische geschriften, met name in de Pali-canon. Hij was een tijdgenoot en volgeling van Gautama de Boeddha en speelde een cruciale rol in de verspreiding en ondersteuning van het boeddhisme in Noord-India tijdens de 6e eeuw v.Chr. Hoewel hij geen monnik was zoals veel andere discipelen, was Pasenadi een toegewijde lekenvolgeling (upāsaka) wiens interacties met de Boeddha uitgebreid zijn gedocumenteerd in teksten zoals de Samyutta Nikaya, Majjhima Nikaya en andere delen van de Pali-canon.
Vroege leven en achtergrond
Pasenadi werd geboren rond 563 v.Chr. (of iets later, afhankelijk van de datering van de Boeddha’s leven) als lid van de Aikṣvāka-dynastie, een prominente Kshatriya (krijgerskaste) familie die het koninkrijk Kosala regeerde. Kosala was een van de machtigste mahajanapada’s (grote staten) in Noord-India, met als hoofdstad Savatthi (Sanskriet: Śrāvastī), een bloeiend cultureel en economisch centrum. De Aikṣvāka-dynastie, ook wel bekend als de Zonne-dynastie, claimde afstamming van de mythische koning Ikshvaku, een legendarische figuur in zowel de boeddhistische als hindoeïstische tradities.
Er is weinig gedetailleerde informatie over Pasenadi’s jeugd, maar als prins van Kosala groeide hij waarschijnlijk op in een omgeving van rijkdom, macht en politieke intriges. Hij werd opgeleid in de kunsten van bestuur, oorlogvoering en de vedische tradities, die destijds dominant waren onder de Kshatriya’s. Zijn vroege blootstelling aan religieuze en filosofische discussies, die in die tijd floreerden in Noord-India, legde mogelijk de basis voor zijn latere interesse in de leer van de Boeddha.
Pasenadi besteeg de troon van Kosala waarschijnlijk in zijn jonge volwassenheid, rond de tijd dat Gautama de Boeddha zijn verlichting bereikte (ca. 528 v.Chr.). Als koning was hij verantwoordelijk voor het bestuur van een uitgestrekt koninkrijk dat zich uitstrekte over het huidige Uttar Pradesh en delen van Nepal, en hij onderhield complexe relaties met naburige staten zoals Magadha en de Vajji-confederatie.
Ontmoeting met de Boeddha
Pasenadi’s eerste ontmoeting met Gautama de Boeddha vond waarschijnlijk plaats in Savatthi, waar de Boeddha veel tijd doorbracht, met name in het Jetavana-klooster. Dit klooster was geschonken door Anathapindika, een rijke koopman en eveneens een volgeling van de Boeddha, en werd een centrum van boeddhistische activiteit. Volgens de Pali-canon was Pasenadi aanvankelijk nieuwsgierig naar de Boeddha vanwege diens groeiende reputatie als een verlichte leraar. Zijn eerste bezoeken aan de Boeddha waren waarschijnlijk gemotiveerd door zowel spirituele interesse als politieke overwegingen, aangezien de aanwezigheid van een invloedrijke spirituele leider in zijn koninkrijk gevolgen had voor zijn gezag.
De interacties tussen Pasenadi en de Boeddha, zoals vastgelegd in de Samyutta Nikaya en andere soetra’s, tonen een geleidelijke ontwikkeling in Pasenadi’s begrip van de Dhamma. Aanvankelijk benaderde hij de Boeddha met vragen over ethiek, bestuur en spiritualiteit, vaak vanuit het perspectief van een koning die worstelde met de verantwoordelijkheden van macht. De Boeddha’s antwoorden, die gekenmerkt waren door helderheid en praktische wijsheid, maakten diepe indruk op Pasenadi. Hij werd uiteindelijk een toegewijde lekenvolgeling, waarbij hij de Vijf Voorschriften (panca-sila) aannam en regelmatig de Boeddha bezocht voor onderricht.
Pasenadi’s rol als beschermheer van het boeddhisme
Als koning van Kosala speelde Pasenadi een cruciale rol in het beschermen en bevorderen van het boeddhisme. Hoewel hij geen monnik werd, ondersteunde hij de Sangha door donaties, zoals voedsel, kleding en onderdak voor monniken, en door de veiligheid van boeddhistische gemeenschappen in zijn koninkrijk te waarborgen. Zijn patronage droeg bij aan de snelle groei van het boeddhisme in Noord-India, met name in Savatthi, dat een van de belangrijkste centra van de vroege boeddhistische beweging werd.
Pasenadi’s relatie met de Boeddha was niet alleen spiritueel, maar ook politiek strategisch. Door zich te associëren met de Boeddha versterkte hij zijn legitimiteit als een rechtvaardige en morele heerser, een ideaal dat in de boeddhistische ethiek werd benadrukt (bijvoorbeeld in het concept van de “Dharmaraja” of rechtvaardige koning). In soetra’s zoals de Dahara Sutta (Samyutta Nikaya 3.1) bespreekt de Boeddha met Pasenadi de kwaliteiten van een goede heerser, zoals rechtvaardigheid, vrijgevigheid en het vermijden van hebzucht en haat. Deze leringen beïnvloedden Pasenadi’s bestuur en maakten hem tot een voorbeeld van een lekenvolgeling die de Dhamma in praktijk bracht binnen een seculiere rol.
Persoonlijke en politieke uitdagingen
Pasenadi’s leven was niet zonder persoonlijke en politieke moeilijkheden. De Pali-canon beschrijft verschillende incidenten die inzicht geven in zijn menselijke kant en de complexiteit van zijn positie als koning. Een van de bekendste verhalen betreft zijn relatie met zijn eerste vrouw, koningin Mallika, een vrome boeddhistische lekenvolgeling die een grote invloed had op Pasenadi’s spirituele ontwikkeling. Mallika wordt in de geschriften geprezen om haar wijsheid en toewijding aan de Dhamma, en zij moedigde Pasenadi aan om de Boeddha’s leringen serieus te nemen. In de Mallika Sutta (Samyutta Nikaya 3.8) vraagt Pasenadi haar wie hem het meest dierbaar is, waarop zij antwoordt dat zelfliefde de basis is voor het begrijpen van liefde voor anderen. Dit gesprek leidde tot een ontmoeting met de Boeddha, die de les verder uitdiepte.
Een andere belangrijke episode betreft Pasenadi’s relatie met zijn zoon, Vidudabha. Volgens de traditie werd Vidudabha geboren uit een huwelijk tussen Pasenadi en Vasabha, een vrouw uit een lagere sociale klasse, wat later tot spanningen leidde. Vidudabha voelde zich vernederd toen hij ontdekte dat zijn moeder geen volwaardige Kshatriya was, en deze wrok leidde uiteindelijk tot zijn rebellie tegen Pasenadi. Vidudabha pleegde een staatsgreep en liet zijn vader opsluiten, wat leidde tot Pasenadi’s dood (zie hieronder).
Pasenadi had ook te maken met politieke rivaliteiten, met name met het koninkrijk Magadha onder koning Ajatasattu, de zoon van Bimbisara. De relaties tussen Kosala en Magadha waren gespannen, met periodes van oorlog en vrede. Pasenadi versterkte zijn band met Magadha door zijn zus, Kosala Devi, uit te huwelijken aan Bimbisara, maar deze alliantie werd later gecompliceerd door Ajatasattu’s agressieve expansiepolitiek.
Spirituele groei en leringen
Pasenadi’s interacties met de Boeddha, zoals vastgelegd in de Pali-canon, tonen zijn geleidelijke spirituele groei. In de Kosala Samyutta (Samyutta Nikaya, Boek 3) worden verschillende gesprekken tussen Pasenadi en de Boeddha beschreven, waarin thema’s zoals vergankelijkheid, ethisch bestuur en de natuur van geluk worden besproken. Een opvallend voorbeeld is de Punnavaddhana Sutta, waarin Pasenadi reflecteert op de vergankelijkheid van rijkdom en macht, en de Boeddha hem leert dat alleen de Dhamma blijvende waarde heeft.
Pasenadi’s vragen aan de Boeddha weerspiegelen zijn worstelingen als koning: hoe te regeren met rechtvaardigheid, hoe om te gaan met hebzucht en hoe innerlijke vrede te vinden temidden van wereldlijke verantwoordelijkheden. De Boeddha’s antwoorden, vaak eenvoudig maar diepgaand, hielpen Pasenadi om zijn rol als heerser te combineren met boeddhistische principes zoals mededogen en onthechting.
Dood en nalatenschap
Pasenadi’s leven eindigde tragisch. Volgens de Pali-canon en latere commentaren werd hij afgezet door zijn zoon Vidudabha, die wrok koesterde vanwege zijn moeders lage afkomst en andere persoonlijke grieven. Vidudabha sloot Pasenadi op en nam de troon over. Pasenadi vluchtte naar Rajagaha, de hoofdstad van Magadha, om hulp te zoeken bij koning Ajatasattu, maar hij stierf kort daarna, waarschijnlijk rond 483-480 v.Chr., mogelijk door uitputting, ziekte of verdriet. Sommige bronnen suggereren dat hij stierf aan de poorten van Rajagaha, alleen en berooid, wat een krachtig boeddhistisch voorbeeld is van de vergankelijkheid van wereldlijke macht.
Na zijn dood werd Kosala onder Vidudabha’s bewind verzwakt, en het koninkrijk werd later geannexeerd door Magadha. Pasenadi’s nalatenschap ligt echter niet in zijn politieke successen, maar in zijn rol als een van de belangrijkste lekenvolgelingen van de Boeddha. Zijn steun aan de Sangha en zijn inspanningen om de Dhamma te integreren in zijn bestuur maakten hem tot een model voor latere boeddhistische heersers, zoals keizer Ashoka.
Historische en culturele context
Pasenadi leefde in een tijd van grote sociale, politieke en religieuze veranderingen in Noord-India. De opkomst van de mahajanapada’s en de groei van nieuwe spirituele bewegingen, zoals het boeddhisme en het jaïnisme, daagden de traditionele vedische orde uit. Als koning van Kosala navigeerde Pasenadi deze veranderingen met een combinatie van pragmatisme en spirituele openheid. Zijn steun aan de Boeddha en de Sangha droeg bij aan de institutionele groei van het boeddhisme, dat later een wereldreligie zou worden. In de boeddhistische traditie wordt Pasenadi herinnerd als een voorbeeld van een lekenvolgeling die, ondanks de beperkingen van zijn wereldlijke positie, ernaar streefde de Dhamma in praktijk te brengen. Zijn interacties met de Boeddha bieden waardevolle inzichten in de toepassing van boeddhistische principes in het dagelijks leven en bestuur.
Conclusie
Pasenadi, koning van Kosala en lid van de Aikṣvāka-dynastie, was een sleutelfiguur in de vroege geschiedenis van het boeddhisme. Als een toegewijde lekenvolgeling van Gautama de Boeddha combineerde hij zijn verantwoordelijkheden als heerser met een diepgaande interesse in de Dhamma. Zijn patronage van de Sangha, zijn spirituele dialogen met de Boeddha en zijn inspanningen om rechtvaardig te regeren maakten hem tot een belangrijke historische en religieuze figuur. Ondanks zijn tragische einde blijft Pasenadi een symbool van de mogelijkheid om wereldlijke macht en spirituele wijsheid te verenigen, en zijn verhaal blijft inspireren in de boeddhistische traditie.