Verlichting

Uit dharma-lotus.nl
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Toen Gautama de Boeddha de verlichting bereikte raakte hij met zijn rechterhand de aarde aan zodat deze zijn getuige was
De Bodhi-tree, kleindochter van de boom waaronder Gautama de Boeddha de verlichting vond, Bodhgaya, India

In de boeddhistische dharma wordt weinig gesproken over wat precies de verlichting/realisatie inhoud. Er wordt wel gesproken hoe deze verlichting/realisatie is te bereiken en welke karaktereigenschappen iemand gaat loslaten of creëren op weg naar dit stadium.

Iemand die serieus mediteert zal door het aanscherpen van zijn concentratie, neutraliteit en observatie een zuivere staat van bewustzijn gaan ontwikkelen. Deze zuivere staat van bewustzijn zal de 9 jhãna's gaan doorlopen en uiteindelijk bij de vier verwezenlijking uitkomen die wel eens de vier stadia van verlichting worden genoemd. Deze stadia moeten echter niet gezien worden als iets wat bereikt kan worden. Verlichting/realisatie is niets anders dan de ultieme werkelijkheid inzien en dat geschiedt alleen door inzichten te verkrijgen en de mentale vergiften los te laten. Elk stadium van verlichting is dan ook niet iets wat bereikt is maar iets wat losgelaten is.

Kan iedereen de verlichting bereiken? Het antwoord is een een overduidelijk nee. Gautama de Boeddha omschreef Pali-canon: Kannakatthala-Sutta, MN 90, ii 127-129, 10) vijf voorwaarden waaraan iemand moet voldoen om de verlichting te kunnen bereiken:

  • een beoefenaar dient een onvoorwaardelijk vertrouwen te hebben in de Boeddha, de sangha en de dharma.
  • een beoefenaar is in balans, heeft een evenwichtige spijsvertering en is gematigd.
  • hij is niet sluw of bedrieglijk.
  • hij blijft energie opbrengen om onheilzame mentale factoren op te geven en heilzame mentale factoren te verkrijgen.
  • hij is intelligent.

1e verwezenlijking: het pad van stroom-betreden (sotãpatti-maggacitta)

Een kind dat in Sinterklaas gelooft is onwetend. Het gelooft en reageert op een fabel en het is moeilijk het kind daar van af te brengen. Als het kind ouder wordt zullen bepaalde dingen gaan opvallen en tezamen met verhalen van anderen komen de eerste twijfels. Het kind doorloopt zodoende enkele stadia (vergelijkbaar met de eerste 3 jhãna's) maar gelooft in elk stadium nog steeds in Sinterklaas. Ook is het voor een ouder mogelijk om alle twijfels weg te krijgen en het geloof weer te versterken.

Dit gaat zo door tot het kind een laatste rest onwetendheid inziet en twijfelt. Het kind heeft een volledig doorvoeld en beargumenteerd inzicht gekregen: Sinterklaas bestaat niet. Vanaf dit moment hoort het kind bij de niet-gelovers en zal nooit meer terugvallen in het geloof in Sinterklaas. In het berggebied van de Himalaya zijn vele waterstromen die naar beneden stromen. Elk stroompje is vergelijkbaar met stromen van inzicht en elke stroompje zou uit kunnen monden in de rivier de Ganges. het pad van stroom-betreden is de samenkomst van vele stromen en het vormen van het brongebied van de Ganges. Als het stroompje eenmaal één is geworden met de Ganges zal het nooit meer een afzonderlijk stroompje worden en ligt zijn bestemming vast: het uitmonden in de oceaan.

Op eenzelfde manier doorloopt een beoefenaar de jhãna's en komt uiteindelijk tot een realiteit die zo sterk en indringend is dat het bewustzijn fundamenteel een verandering heeft ondergaan en niet meer zal terugvallen in onwetendheid. De persoon heeft drie mentale vergiften uitgeroeid te weten:

de onjuiste zienswijze dat er persoonlijkheid is

Om tot dit inzicht te komen moeten eerst twee andere inzichten bereikt zijn: dat niets blijvend is maar alles opkomt en vergaat. Zodoende is alles veranderlijk en continu in beweging. Wat op seconde 1 zo is, is in seconde 2 alweer veranderd en in seconde 3 vergaan en deelprocessen reeds opgegaan in weer iets anders.

Een ander inzicht dat verkregen moet worden is dat alles met elkaar te maken kán hebben. Er bestaat dus oorzaak en gevolg en dit is niet lineair. een oorzaak kan 1.000 gevolgen hebben en een gevolg kan 1.000 oorzaken hebben. Het is onmogelijk te beredeneren wat de oorzakelijke verbanden zijn want die achterhaal je nooit.

Als deze twee inzichten werkelijk verkregen zijn ontkom je niet aan de conclusie dat de zienswijze dat er een zelf bestaat een onjuiste is. Binnen de jhãna's is dit de jhãna van het vormgebied.  

twijfel omtrent (delen van) de dharma

De dharma is niet de visie van Gautama de Boeddha. Dharma is de ultieme werkelijkheid en Gautama de Boeddha legde deze uit omdat hij deze volledig inzag. Er zat geen enkele persoonlijk component in zijn uitleg. De ultieme werkelijkheid is zoals hij is en deze is niet maakbaar of aan interpretatie onderhevig en beantwoord niet aan cultuur of tijdsgeest. Zolang iemand probeert de ultieme werkelijk naar zijn hand te zetten of te interpreteren kan het pad van stroombetreden nooit bereikt worden. Een stroombetreder heeft geen enkele twijfel over de waarde van de dharma omdat hij inherent ervaren heeft dat deze juist is.

de onjuiste zienswijze dat de geest gezuiverd kan worden middels rituelen of ceremoniën

De vorige twee inzichten komen hierin wederom terug. De geest kan niet gezuiverd worden aangezien er niets persoonlijk is. En als je denkt dat een ritueel of ceremonie effectief zal zijn heb je de dharma niet (volledig) begrepen: een externe input kan je niet zuiverder maken; het gehele proces dien je zelf te doen.

vernietiging van conditioneringen

Het diepe inherente inzicht dat er geen persoonlijkheid is en het rotsvaste vertrouwen in de dharma leidt ertoe dat enkele conditioneringen vernietigd worden. Deze conditioneringen leiden tot de meest grove emoties en gemoedstoestanden van verlangen, haat en onwetendheid die op hun beurt altijd het reïncarnatieproces op gang hebben gehouden. Bij de 2e jhãna (de jhãna's van het vormloze gebied) hebben we ingezien dat vorm niet bestaat, we ervaren echter nog wel in concepten. Vóór de eerste verwezenlijking zien we alles als vorm én conceptueel en zijn we geconditioneerd. Ná de eerdte verwezenlijking zien we niets als vorm maar nog wel conceptueel en zijn daarom deels geconditioneerd en deel ongeconditioneerd. Het ongeconditioneerde deel is echter daar en de beoefenaar is hier. Op momenten kan dit samenvallen maar dit is doorgaans tijdens meditatie en weinig daarbuiten. Dit wordt wel ons streven op weg naar de tweede verwezenlijking genoemd. Door deze realisaties heeft de beoefenaar nog maximaal zeven levens nodig om tot volledige verlichting/realisatie te komen.

De eerste verwezenlijking is de duidelijkst merkbare van alle. Dit komt omdat hier voor de alle eerste keer de inzichten bij elkaar komen en een realisatie geven. De volgende verwezenlijkingen zijn voortzettingen hierop. Dit wil echter niet zeggen dat de eerste verwezenlijking ook altijd opgemerkt wordt. Hoewel in de minderheid, kan het voorkomen dat de eerste verwezenlijking wel plaatsvindt maar niet opgemerkt wordt.

2e verwezenlijking: het pad van nog-eenmaal-terugkeren (sakadãgãmi-maggacitta)

De tweede verwezenlijking verzwakt de conditioneringen die leiden tot de minder grovee emoties en gemoedstoestanden van verlangen, haat en onwetendheid. Deze worden echter niet vernietigd, iets wat bij de eerste verwezenlijking wel plaatsvind met de meest grove emoties en gemoedstoestanden. Daarom wordt de tweede verwezenlijking als milder ervaren. Het is als een dimmer van een lamp die opgeschoven wordt zodat er vanaf nu structureel meer licht en helderheid is.

Waar het bij de ongeconditioneerde eerste verwezenlijking een streven was omdat het nog niet continue wordt ervaren, daar is het nu geheel bereikt. We zien in dat het ongeconditioneerde ook het enige is wat in reële zin bestaat en het geconditioneerde metaforisch is en alleen bestaat in individuele waarheden. We proberen niet meer verlichting/realisatie te bereiken maar leren onze ongeconditioneerde staat te stabiliseren en meer aarding te geven. Er is ingezien dat vorm én concepten niet bestaan maar we ervaren echter wel in concepten. De loze aard van de persoonlijkheid is gerealiseerd maar de geconditioneerde geest blijft zich verzetten. Realisatie is dus weliswaar bereikt maar het ego is nog aanwezig en heeft zeggenschap.

Iemand die de tweede verwezenlijking heeft bereikt heeft nog maximaal een leven nodig om tot volledige verlichting/realisatie te komen. Binnen de jhãna's behoort dit tot de vipassana jhãna's.

3e verwezenlijking: het pad van niet-meer-terugkeren (anãgãmi-maggacitta)

De dimmer van de lamp die bij de tweede verwezenlijking al meer open werd gedraaid wordt nu bijna helemaal open gezet. De laatste rest conditioneringen wordt verwijderd zodat alle vormen van zintuiglijk verlangen en aversie verdwijnen.

Er is ingezien dat vorm én concepten niet bestaan en we ervaren ook nauwelijks meer in concepten op een enkeling na. Het geloof dat we, hoewel we zelfloos zijn en toch ergens bestaan, herboren gaan worden. Er zijn nog vijf ketens die de beoefenaar boeit:

  • het verlangen om in het vormgebied herboren te worden.
  • het verlangen om in het vormloze gebied geboren te worden.
  • eigenwaan.
  • mentale rusteloosheid.
  • spirituele onwetendheid.

Het is dus mogelijk dat het ontstaan der emoties/vijf aggregaten volledig is ingezien en de zelfloosheid bereikt is en toch niet volledig verlicht/gerealiseerd is omdat we het allerlaatste geloof in iets van bestaansrecht vast blijven houden. Dit geloof is slechts matig aanwezig en de persoon zal in dit leven de verlichting/realisatie bereiken. Vanaf nu verkeren we in de bovenwereldse jhãna's.

4e verwezenlijking: het pad van arhatschap (arahatta-maggacitta)

Niets bestaat inherent, zelfs niets bestaat niet alsook het niet is. Zowel het bestaan als het niet-bestaan zijn concepten die nu volledig worden ingezien en daarmee worden ook de laatste vijf ketens losgelaten en treedt het arhatschap in.

Een arhat is dus volledig verlicht/gerealiseerd en zal niet meer incarneren. Toch heeft hij nog een lichaam en geest maar alle conditioneringen zijn weg evenals alle karma. Nieuw karma wordt niet meer aangemaakt en hiermee vervalt de brandstof waarop het reïncarnatieproces draait. In de Sansaka-Sutta (MN 76, i 523, 45) worden vijf eigenschappen van een arhat opgenoemd:

  • hij is niet meer in staat opzettelijk een levend wezen van het leven te beroven.
  • hij is niet meer in staat te nemen wat niet gegeven is.
  • hij is niet meer in staat seks te bedrijven.
  • hij is niet meer in staat om bewust onwaarheid te spreken.
  • hij is niet meer in staat voorraden aan te leggen of daarvan te genieten.

De vraag waar de arhat na zijn dood naartoe gaat is vragen waar het vuur naartoe gaat als de brandstof is opgebrand.

Stadia van verlichting

De 4 stadia van verlichting
(volgens de Pali-canon)

Stadia

Losgelaten is:

Wedergeboorte
tot aan de verlichting

stroombetreder

1. Zelfidentificatie
2. Twijfel in de Dharma
3. Geloof in rituelen

lagere ketens

Maximaal 7 wedergeboortes in Samsara

éénmaal terugkeren

nog éénmaal
in Samsara

Niet terugkeren

4. Sensuele begeertes
5. De gestuurde wil

dit is het laatste leven
in Samsara

arhat
(verlichte geest)

6. verlangen naar materiële wedergeboorte
7. verlangen naar immateriële wedergeboorte
8. verwaandheid
9. rusteloosheid
10. onwetendheid

hogere ketens

geen wedergeboorte

Bron: Middellange lezingen, pp. 41-43.

Bij de jhãna's worden de verschillende stadia van verlichting besproken vanuit het proces gezien. In de Mahã-Assapura-Sutta wordt het beschreven vanuit de beoefenaar bezien:

Monniken, deze monnik wordt een asceet genoemd, een brahmaan, een ingewijde, een kenner, een geleerde, een edele, een heilige.
En wanneer is een monnik een asceet (samana)?, Als zijn slechte, onheilzame geestestoestanden tot rust gebracht (samita) zijn, die bezoedelen, tot wedergeboorte leiden, met smart beladen zijn, leed als vrucht hebben en in de :toekomst tot geboorte, ouderdom en dood leiden.
In dat geval is een monnik een asceet.
En wanneer is een monnik een brahmaan? Als bij hem zulke slechte, onheilzame geestestoestanden buitengesloten (bãhita) zijn.
In dat geval is een monnik een brahmaan.
En wanneer is een monnik een ingewijde (nahãtaka)? Als bij hem zulke slechte, onheilzame geestestoestanden afgewassen (nahãta) zijn.
In dat geval is een monnik een ingewijde.
En wanneer is een monnik een kenner (vedagü)? Als door hem zulke slechte, onheilzame geestestoestanden gekend betekendt (vidita) worden.
In dat geval is een monnik een kenner.
En wanneer is een monnik een geleerde (sottiya)? Als bij hem zulke slechte, onheilzame geestestoestanden weggestroomd (nissuta) zijn.
In dat geval is een monnik een kenner.
En wanneer is een monnik een edele (ariya)? Als zulke slechte, onheilzame geestestoestanden ver van hem weg (ãraka) zijn.
In dat geval is een monnik een edele.
En wanneer is een monnik een heilige (arahat)? Als zulke slechte, onheilzame geestestoestanden volledig verdwenen zijn.
In dat geval is een monnik een heilige.

(Mahã-Assapura-Sutta, MN, 39, i 280, 22-29).

In onderstaand schema is te zien wie welke mentale vergiften heeft opgegeven.

Mentale vergiften Stroombetreder Eénmalig terugkerend Niet terugkerend Arhat
Verlangen (zintuiglijk) X
Verlangen (overig) X
Haat X
Onwetendheid X
Hoogmoed X
Onjuiste zienswijzen X
Twijfel X
dufheid X
rusteloosheid X
morele schaamteloosheid X
Morele onbevreesdheid X
Jaloezie X
Gierigheid X
Wroeging X
(Bron: Abhidhamma-pitaka (IV, 38-41)