Concilie

Uit dharma-lotus.nl
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Drie maanden na het overlijden van Gautama de Boeddha, ca. 483 v.Chr, werd het eerste Boeddhistische Concilie belegd, en in 1954 vond het laatste plaats. Aan de hand van een Birmese, een min of meer algemene en een Tibetaanse lijst lopen we de Concilies af, en kijken waarom ze werden gehouden, wat er gebeurde, en wat de resultaten ervan waren.

De eerste Concilie

In opdracht van Gautama de Boeddha werd na zijn overlijden een vergadering belegd onder voorzitterschap van Mahā Kassapa. Het was nodig Boeddha's woorden op schrift te stellen om zo bewaard te worden voor volgende generaties van monniken die zich inmiddels wijd en zijd verspreid hadden. Naar de mening van de Birmese traditie begon dat eerste Concilie op de vollemaandag van de maand wagaung (augustus), en duurde zeven maanden. Ze werd gehouden op de berg Vebhara nabij Rajgir, India, in de Zeven Grotten, of, zoals de Birmese samenstellers zeggen, in het Zeven Grotten Paviljoen. Daar kwamen ongeveer 500 Arhats bijeen. Alle bronnen zijn het er over eens dat het de voormalige kapper Upâli was die de Monniksregels, de Vínaya reciteerde - die aan de hand van zijn recitaties werd opgeschreven, en dat het Boeddha's neef en verzorger Ananda was die de Leerredes, de Dharma (Dhamma) reciteerde. Ook deze collectie werd op schrift gesteld.

De bijeenkomst nam drie maanden in beslag. Aan het eind, zeggen vertegenwoordigers van de Theravada-traditie, de Traditie der Ouderlingen, dat de voorzitter, de eerwaarde Kássapa zo ontevreden was over het resultaat dat hij zich in een huisje, het Pippla stone house aan de voet van de berg opsloot om daar zijn heengaan af te wachten. De Chinese traditie zegt dat Kássapa (Káshyapa) zijn drie pijen opnam en door de heuvels van Birma naar China trok om daar de eerste zen-patriarch te worden. In de Mogao-grotten is een thanka-achtige schildering gevonden waarop te zien is hoe Káshyapa in de denimblauwe pij van de nu niet meer bestaande Mahisásaka-traditie door de bergen stapt. De reden voor de eerw. Kássapa's ontevredenheid lag in de interpretatie van een advies dat Boeddha op zijn sterfbed aan Ananda had gegeven:

Ananda, als de monniken dat nodig achten kunnen ze bepaalde regels uit de Vínaya aanpassen. Ananda was zo overweldigd door verdriet dat hij vergat te vragen welke regels voor aanpassing in aanmerking zouden kunnen komen. Kássapa was daarom van oordeel dat alle regels precies zo gehandhaafd moesten blijven zoals Boeddha ze gegeven had, want "Als we de regels veranderen, zullen de mensen zeggen dat de discipelen van de eerwaarde Gautama de regels al veranderden nog voordat de as van zijn crematie-vuur bekoeld was."

[De officiële geschiedschrijving van het Chinese Boeddhisme noemt niet Kashyapa, maar Anshihgao de eerste monnik die de Boeddha-Dharma China binnen bracht, in het jaar 67WJ om precies te zijn (Zie het artikel 'Onderzoek in Iran'). Andere bronnen noemen koning Mingdi uit een dynastie tussen de 3e en 5e eeuw vC die een edict liet opstellen waarin "prins Ying van Chu" voor zijn euveldaden betaalt door al zijn bezittingen op te geven als offering aan Boeddha en de tempels. ]

Na dit eerste Concilie ging ieder weer op weg, en onderwees de Boeddha-Dharma zoals hij het gehoord en onthouden had. Meetorsen van dikke volumes beschreven palmbladen zal niet aan de orde zijn geweest.

De tweede Concilie

Ongeveer honderd jaar later werd het tweede Concilie gehouden. In 443 v.Chr. kwamen monniken opnieuw bijeen in het Valukarama-klooster in de Indiase stad Vesali (Vaishali). In die regio heerste de Vadji- of Vridji-clan, en monniken uit die clan waren tot een Dharma-interpretatie en leefwijze gekomen die de orthodoxen verontrustte. Onder voorzitterschap van de eerwaarde Yasa vergaderden 700 monniken, gesteund door koning Kalasoka, zegt de Birmese bron. Die vergadering zal in het teken hebben gestaan van de woorden die voorafgaan aan het tweewekelijks gezamenlijk reciteren van de Monnikscode: Zou enige monnik hier aanwezig een overtreding hebben begaan, laat hem spreken. Zou enige monnik hier aanwezig geen overtreding hebben begaan, laat hem zwijgen.

De Tibetaanse bron meldt dat er een scheiding van geesten kwam tussen de Orthodoxen, de Sthávira, en de 'rekkelijken', de Mahasánghika - die nog lange tijd als een vroeg-boeddhistische groepering zou bestaan en verdween voordat, onder andere op basis van enkele Mahasánghika-opvattingen, de Mahayana, het Grote Voertuig gestalte had gekregen.

Een andere opvatting is dat het tweede Concilie uit twee sessies bestond: een sessie zo'n 60 jaar na Boeddha's overlijden, en een andere sessie nog weer 40 jaar later. De eerste sessie zou dan plaatsgevonden hebben in Vesali, en de tweede in Pataliputra, het huidige Patna. Tijdens die laatste sessie zou een monnik genaamd Mahadeva vijf stellingen hebben gepresenteerd over de Arhat, de Verlichtte. In ieder geval was een tweedeling van de Boeddhistische gemeenschap het resultaat van dit tweede Concilie. De Ouderlingen, toen Sthávira, nu Theravada genoemd, vormden en vormen de orthodoxe tak, en alle anderen - ongeveer 18 namen van inmiddels verdwenen denominaties zijn bekend geworden - groeide heel langzaam maar geleidelijk uit tot op een niet te bepalen tijdstip de Mahayana, het Grote Voertuig, daar was.

De derde Concilie

Het derde Concilie in de derde eeuw v.Chr. draaide uit op een verdere scheiding tussen orthodoxie en vernieuwers. Het woord schisma wordt hierbij veelvuldig genoemd, en er wordt aan herinnerd dat een schisma veroorzaken tot definitieve uitsluiting uit de Orde leidt. Zie daarvoor ook het derde boek van de Lankavatara Soetra.

Onder het bewind van koning-keizer Asoka waren, zegt de Birmese bron, zesduizend asceten het Asoka-klooster binnengedrongen en hadden zich daar breed gemaakt. Maar andere bronnen spreken niet over indringers, en hebben het enkel en alleen over verschillen van mening tussen de monniken daar. Geschiedschrijving heeft het dat de abt, de eerwaarde (Moggaliputta) Tissa - overigens broer van keizer Asoka - zo ontevreden was over het niveau van de Boeddha-Dharma in dit klooster dat hij jarenlang weigerde om de tweewekelijkse recitatie van de Orderegels bij te wonen, die beginnen met een verklaring van zuiverheid. Uiteindelijk trok hij zich in een hermitage aan de andere kant van de rivier terug, en kon maar met moeite overgehaald worden om een monnik-voor-monnik ondervraging door te voeren over aspecten van de Leer. Het resultaat, zeggen de annalen, was dat er na afloop van dit Concilie een grote menigte wit-gekleden door de straten van Pataliputra (Patna) ging. In het wit gekleed waren tijdens het vroege Boeddhisme de zogenaamde anagárikas, praktikanten die meer regels hebben dan de leken, maar minder dan de monniken, en in het wit gekleed zijn ook die leken-boeddhisten die op bijzondere dagen de 10 levensregels aanhouden. De monniken die de pij was afgenomen waren van dat moment af dakloos en broodeloos, of liever, rijst-loos. Negen maanden had deze ondervraging geduurd, en na deze negen maanden zond Asoka negen groepen overgebleven monniken uit over de omringende landen. Zo gingen zijn zoon en dochter naar Sri Lanka. De Geschriften die tijdens dit Concilie werden herschreven, werden opgesteld in het Pali, en van dan af spreken we van de Pali-canon van het vroege of Theravada-Boeddhisme.

Het open en algemene karakter waarnaar Amartiya Sen verwijst was in die eerste Concilies zeker aanwezig, evenals een zekere vorm van democratie: de meerderheid wint. Niettemin tonen alle drie de eerste Concilies dat er zekere spanningen waren die blijkbaar niet door langdurig en intensief overleg opgelost konden worden. De Concilies die na deze eerste drie zijn gehouden tonen duidelijk de definitieve breuk binnen de monniksgemeenschap. Hieronder gaat de rechterkolom verder met Concilies die de vernieuwers hielden, de linkerkolom toont de Concilies georganiseerd door de oude lijn.

Op geen enkel moment kwamen tijdens deze Concilies de nonnen in beeld, hoewel ze er wel waren. Uiteindelijk zullen we zien dat de gemeenschappen van volledig gewijde nonnen in de oude lijn uitsterven, dat ze in de Himalaya-tradities nooit tot stand zijn gekomen - tot, in zekere zin, aan het eind van de 20e eeuw -, en dat uitsluitend de nonnen-tradities uit de Chinese en Koreaanse tradities tot vandaag een grote bloei doormaken. Wat nonnen vonden van de themas die tijdens de Concilies aan de orde kwamen is niet vastgelegd, als ze al geïnformeerd waren.

De vierde Concilie

Het vierde concilie, zegt opnieuw de Birmese bron, werd gehouden op Sri Lanka, in de Aloka-grot, in het district Malaya, in ofwel 94 vChr. ofwel in 80 vChr. Na twaalf jaren van opstand en hongersnood waren de bewoners van Sri Lanka aan het eind van hun latijn, en besloten de monniken een extra inspanning te leveren om de Boeddha-Dharma te behouden, want ook de monniken hadden te maken met moeilijke tijden, met alle gevolgen voor lichaam en geest. Tijdens het bewind van koning Vattagámani Abbaya stelden vijfhonderd monniken, onder leiding van de eerwaarde Maha-dhamma-rakkhita, de gehele canon op schrift, op palmbladen, de zogenaamde ola-bladen. Dit Concilie nam een jaar in beslag.

Het vijfde concilie

De twee volgende door de Theravada-stroming erkende concilies vonden plaats in Birma. Bijna 1800 jaar na het vierde werd in de maand november van 1871 het vijfde Concilie georganiseerd in de stad Mandalay. Men had geconstateerd dat de palmblad-geschriften het niet veel langer zouden uithouden, en dat het noodzakelijk was een en ander opnieuw vast te leggen. Om voor de toekomst spel-, en andere fouten te vermijden koos men er voor om het geheel op 729 marmeren platen te laten inbeitelen. Onder leiding van de eerwaarde Jágara-bhivamsa zagen 2400 monniken toe op de werkzaamheden die ondersteund werden door koning Mindon. De marmeren platen werden vervaardigd in de Loka-mara-jina-pagoda, en de hele onderneming nam 7 jaar, 6 maanden, en 14 dagen in beslag. Na dit Concilie werd de gehele canon, nu inclusief de Abhidhamma (Abhidharma)- de verhandelingen over het mentale en fysieke - vertaald naar het Birmees. We kunnen zeggen dat met deze vertaling de tweede bloeiperiode van het Birmees Boeddhisme aanbrak. Ze bracht bijvoorbeeld een Abhidharma-meester als Ledi Sayadaw voort. De eerste bloeiperiode lag rond de totstandkoming van het kloostercomplex van Bagan. Zie ook de geschiedenis van Birma.

Het zesde Concilie

Op de vollemaandag van mei 1954 begon het zesde Concilie, en wel in de Mahapasana Grote Grot, in Kaba-Aye, in de hoofdstad van Birma. Na een periode van Britse overheersing had de Boeddhistische gemeenschap behoefte de kennis en de beleving van het Boeddhisme een nieuwe impuls te geven. Uit de Theravada-landen kwamen 2500 monniken bijeen onder leiding van de eerwaarde Revata (Rééwata). Er waren nog eens vijfentwintig andere landen present bij het bespreken van vragen die de aanwezigen opwierpen. Ook werden opnieuw de Geschriften, inclusief de Commentaren en Sub-commentaren onder de loupe genomen, en wel zo nauwkeurig dat sommige 'overlevenden' het er vandaag (2005) nog over hebben. Dit Concilie kwam verschillende malen bijeen tussen de jaren 1954 en 1956.

Hiermee kwam de serie Concilies voor wat betreft de Mahayana-stroming van het Boeddhisme aan een eind. De tijden in het moederland waren er niet voor. Binnen de Indiase invloedssfeer kon Boeddhisme zich onder externe en interne druk niet staande houden.

Het duurde nog ettelijke eeuwen voordat de Boeddha-Dharma werkelijk was doorgedrongen tot de Himalaya-regionen, die na verloop van tijd in een zeker fysiek isolement kwamen te zitten. Die late binnenkomst in Tibet en naburige staten, heeft ook bijgedragen aan het gezicht dat het (de populaire aanduiding volgend) Tibetaans Boeddhisme heeft gekregen. Op het moment van binnenkomst was de Canon af; er kon niets eigens aan toegevoegd worden, geen canoniek werk waarvan openlijk of heimelijk gezegd kon worden dat het "bij ons" ontstaan was. Het is in dat licht dan ook niet verwonderlijk dat de Himalaya-tradities zich zijn gaan richten op Commentaren geschreven door zonen van het land, en niet op de Soetras die van elders kwamen. Dat blijft zo ook al is de collectie Soetras en andere oudere canonieke geschriften voorbeeldig in het Tibetaans bewaard en op blokdrukprints in principe toegankelijk. Recente pogingen (midden 2005) deze canon te digitaliseren en op het Internet te plaatsen zullen er ongetwijfeld toe bijdragen dat het in Tibetaans boeddhisme geïnteresseerde publiek ten minste kennis zal kunnen nemen van de Kanjur, (een opvatting van) de Leerredes zoals Tibet die heeft bewaard.

De Chinese, Koreaanse en Japanse stromingen hadden genoeg aan zichzelf, en waren ook niet in staat broeders verderop op de planeet te bezoeken. In iedere regio werd een iets ander deel van het hele corpus van de Leer als uitgangspunt gehanteerd. De culturele verschillen tussen de diverse regio waren zo groot dat als vanzelf op tijd en plaats aangepaste sub-stromingen ontstonden met uit het volk zelf voortgekomen commentatoren, die hun voor-Boeddhistische culturele bagage niet altijd thuis lieten.

Nu het zich over een groot grondgebied verspreid hebbende Mahayana nog slechts beperkt canonieke teksten kan vinden waar alle stromingen tesamen uit putten en op bouwen, er dezelfde waarde aan hechten - zoals bijvoorbeeld de Lotus Soetra, maar ook de Avatámsaka Soetra - lijkt de animo tot het beleggen van Concilies niet meer aanwezig. Met het gestaag uitbreiden van de collectie canonieke werken, dankzij 150 jaar archeologisch onderzoek, geeft men nu eerder de voorkeur aan conferenties over deel-aspecten. Aan die conferenties nemen selecte gezelschappen deel; de gewone man en vrouw, monnik en non in de straat kunnen zich op de hoogte stellen van de resultaten van dergelijke bijeenkomsten. Bovendien zijn er doorheen het hele Mahayana-gebouw een redelijk aantal Boeddhistische universiteiten, hogescholen, onderzoeksinstituten en opleidingscentra gekomen, die nieuwe methoden hebben gevonden om de Boeddha-Dharma te bewaren, te bestuderen en te verspreiden. De nadruk lijkt in de 20ste en begin 21ste eeuw vooral te liggen op een kennismaking tussen de School der Ouderen van de Theravada, en het Grote Voertuig, d.w.z. de Mahayana.