Boeddhistische kosmologie
Categorie indeling |
---|
Home |
Boeddhisme |
Goden binnen het Boeddhisme |
Goden binnen het Boeddhisme |
Algemene info |
Boeddhistische kosmologie |
Boeddhistische mythologie |
Historische Gautama de Boeddha |
De mythologische Boeddha's en Goden |
Adi-Boeddha |
Alle Boeddha's beschreven |
Tara's |
De Bodhisattva's |
De 4 hemelde koningen |
De Woeste Goden |
De boeddhistische mythologie is voor een groot deel kosmologie en beschrijft de gebieden en rijken waarin wezens herboren kunnen worden. het zijn over het algemeen metaforen binnen de didactiek die voornamelijk gebruikt wordt binnen het Mahayana boeddhisme en het Tibetaans boeddhisme en veel minder binnen het Theravada boeddhisme.
De tijdelijke kosmologie beschrijft de tijdspanne van de schepping en ontbinding van universums in eonen (tijdsvakken). De boeddhistische kosmologie is ook verweven met het geloof in karma en legt uit dat de wereld om ons heen het product is van acties uit het verleden met reultaten in het nu en de toekomst. Het resultaat is dat sommige tijdperken gevuld zijn met voorspoed en vrede vanwege de algemene goedheid, terwijl andere tijdperken gevuld zijn met lijden, oneerlijkheid en een korte levensduur.
Oorsprong
De boeddhistische kosmologie zoals gepresenteerd in commentaren en werken van Abhidhamma in zowel Theravāda- als Mahāyāna-tradities, is het eindproduct van een analyse en verzoening van kosmologische commentaren in de boeddhistische sūtra- en vinaya-traditie. Geen enkele sūtra zet de volledige structuur van het universum uiteen, maar in verschillende sūtra's beschrijft Gautama de Boeddha andere werelden en zijnstoestanden. In verschillende sūtra's beschrijft hij het ontstaan en de vernietiging van het universum. De volgorde van de vlakken is te vinden in verschillende verhandelingen van Gautama de Boeddha in de Sutta Pitaka. In de Saleyyaka Sutta van de Majjhima Nikayade noemde Boeddha de gebieden boven het menselijke gebied in oplopende volgorde. In verschillende sutta's in de Anguttara Nikaya beschreef de Boeddha de oorzaken van wedergeboorte in deze gebieden in dezelfde volgorde.
De synthese van deze gegevens tot één alomvattend systeem moet vroeg in de geschiedenis van het boeddhisme hebben plaatsgevonden, aangezien het systeem dat wordt beschreven in de Pāli Vibhajyavāda-traditie (vertegenwoordigd door de huidige Theravādins) het eens is, ondanks enkele kleine inconsistenties in de nomenclatuur, met de Sarvāstivāda- traditie die wordt bewaard door Mahāyāna-boeddhisten.
Tabel
De gehele Boeddhistische kosmologie met alle werelden, hemelen, hellen zit er schematisch als volgt eruit:
Boeddhistische kosmologie | verticale kosmologie | vormloze werelden | wereld van noch perceptie noch niet-perceptie |
wereld van het Niets | |||
wereld van het oneindige bewustzijn | |||
wereld van oneindige ruimte | |||
vormrijke werelden | zuivere verblijfplaatsen (non-returners) | wereld van deva's gelijk in rang | |
wereld van helderziende deva's | |||
wereld van de prachtige deva's | |||
wereld van de onbezorgde deva's | |||
wereld van de niet vallende deva's | |||
Bṛhatphala-werelden (vierde Jhãna) | wereld van bewust-onbewuste mensen | ||
wereld van de deva's van hongerige schimmen | |||
wereld van de deva's die de nakomelingen van verdienste zijn | |||
wereld van de wolkenloze deva's | |||
Śubhakṛtsna-werelden (derde Jhãna) | wereld van deva's van totale schoonheid | ||
wereld van deva's van schoonheid | |||
wereld van deva's van beperkte schoonheid | |||
Ābhāsvara-werelden (tweede Jhãna) | wereld van deva's van bezittende pracht | ||
wereld deva's van licht | |||
wereld van deva's van beperkt licht | |||
Brahmā-werelden (eerste Jhãna) | wereld van de Grote Brahmā | ||
wereld van de ministers van Brahmā | |||
wereld van de medebestuurders van Brahmā | |||
verlangens-werelden | Hogere hemelen | hemel van deva's met macht over (anders) creaties | |
hemel van deva's met vreugde in hun creaties | |||
hemel van de vreugdevolle deva's | |||
hemel zonder strijd | |||
lagere hemelen | hemel van de 33 deva's | ||
hemel van de 4 hemelse koningen | |||
hemel van de Asura's | |||
aardse werelden | ligt in het zuiden en is de woonplaats van gewone mensen | ||
ligt in het oosten | |||
ligt in het westen | |||
ligt in het noorden | |||
bevat alle dieren en is in staat het lijden van allen te voelen | |||
het rijk waar geesten en ongelukkige geesten | |||
de hel | koude hel | 'blaar' van Naraka | |
'gesprongen blaar' Naraka | |||
Naraka van het rillen | |||
Naraka van de klaagzang | |||
Naraka van de klapperende tanden | |||
Naraka van de huid die blauw wordt als een blauwe lotus | |||
Naraka van de gebarsten huid | |||
Naraka van totale bevroren lichamen die uit elkaar vallen | |||
warme hel | herlevende Naraka | ||
zwarte draad Naraka | |||
verpletterende Naraka | |||
schreeuwende Naraka | |||
grote schreeuwende Naraka | |||
verwarmende Naraka | |||
grote verwarmende Naraka | |||
ononderbroken Naraka | |||
horizontale kosmologie | Vivartakalpa | 1e Antarakalpa | |
2e Antarakalpa | |||
Samvartakalpa | |||
Samvartasthāyikalpa | |||
Andere vernietigingen |
Verloop van wedergeboorte en bevrijding
De boeddhistische kosmologie is geen letterlijke beschrijving van de vorm van het universum; het is eerder het universum zoals gezien door de divyacakṣus (het 'goddelijke oog' waarmee een Boeddha of een arhat alle wezens kan waarnemen die ontstaan en sterven binnen verschillende werelds).
Wezens kunnen herboren worden als deva 's (goden), mensen, dieren, asura 's (titanen), preta's ("hongerige geesten") en als bewoners van de helse rijken. Dit alles wordt afgebeeld en uitgelegd binnen het Tibetaans levenswiel en beschrijven in werkelijke zin de gemoedstoestanden waarin een mens zich kan bevinden. Zo kan een mens zich dierlijk gedragen door vanuit zijn impulsen te reageren. Trots en hoogmoed kunnen een god van hem maken en een arme-ik is een preta.
Het proces waarbij voelende wezens van de ene bestaanstoestand naar de andere migreren, is afhankelijk van oorzaken en omstandigheden. De drie oorzaken zijn geven of liefdadigheid, moreel gedrag, meditatieve ontwikkeling en hun tegenpolen. Wedergeboorte in het kamaloka (rijk van verlangen) hangt af van iemands morele gedrag en praktijk van geven. Wedergeboorte in het Rupa-loka (vormrijk) en Arupa-loka (vormloos rijk) vereist ook meditatie-ontwikkeling. Bevrijding van alle wedergeboorte vereist wijsheid naast moreel gedrag en meditatie.
De ruimtelijke kosmologie toont de verschillende werelden waarin wezens herboren kunnen worden. Ruimtelijke kosmologie kan ook in twee takken worden verdeeld. De verticale kosmologie beschrijft de rangschikking van werelden in een verticaal patroon, als een soort promotie en degradatie systeem. De horizontale kosmologie daarentegen beschrijft de groepering van deze verticale werelden in groepen waarvan er ontelbaar zijn.
verticale kosmologie, de 3 werelden
De verticale kosmologie is verdeeld in drie werelden (dhātus):
- de vormloze wereld (Ārūpyadhātu)
- de vormrijke wereld (Rūpadhātu)
- de verlangenswereld (Kamadhatu)
De drie werelden bevatten samen eenendertig bestaansniveaus, die elk overeenkomen met een ander type mentaliteit. Elke wereld is niet zozeer een locatie als wel de wezens die haar samenstellen; het wordt in stand gehouden door hun karma, en als de wezens in een wereld allemaal sterven of verdwijnen, verdwijnt de wereld ook. Evenzo ontstaat een wereld wanneer het eerste wezen erin wordt geboren. De fysieke scheiding is niet zo belangrijk als het verschil in mentale toestand; mensen en dieren, hoewel ze gedeeltelijk dezelfde fysieke omgeving delen, behoren nog steeds tot verschillende werelden omdat hun geest die omgevingen anders waarneemt en erop reageert.De vormloze wereld wordt voornamelijk bewoond door de Goden. Goden zijn die mensen die algemeen genomen gelukkiger leven dan de gemiddelde mens. Vaak hebben ze het goed op materieel gebied (geld, baan, carriere, uiterlijk, IQ) en hun vrienden, familie en kennissenkring lijen op hun. Ze kennen geen of nauwelijks mensen die lager staan dan zij en zo creeeren ze een eigen bubbel, een eigen wereld en voelen ze zich ook beter dan de rest, waar ze vervolgens op neerkijken.
Vormloze wereld (Ārūpyadhātu)
Deze wereld wordt vormloos genoemd omdat de bewoners volledig bezeten van de geest. Ze leven in een fantasiewereld waarin zij beter zijn dan de rest, maar de werkelijke (vormrijke) wereld en de mensen die daar leven niet meer zijn. Omdat ze geen fysieke vorm of locatie hebben, kunnen ze de Dhamma leringen niet horen. De Onderverdeling van het vormloze rijk is:
- Wereld van noch perceptie noch niet-perceptie
Wedergeboorte op dit vlak is het resultaat van het bereiken van de vierde vormloze jhana in een vorig leven. In deze sfeer zijn de vormloze deva's verder gegaan dan louter ontkenning van waarneming en hebben ze een grenstoestand bereikt waarin ze zich niet bezighouden met 'waarneming' maar ook niet geheel onbewust zijn. Dit was de sfeer die werd bereikt door Udraka Rāmaputra, de tweede van de Gautama de Boeddha's oorspronkelijke leraren. De totale levensduur in dit rijk in mensenjaren - 84.000 Maha Kalpa (1 maha Kalpa is 1 levenscyclus van een universum). Dit rijk is 72.540.000 km boven het vlak van het niets (Ākiṃcanyāyatana) geplaatst.
- Wereld van het Niets
Wedergeboorte op dit vlak is het resultaat van het bereiken van de derde vormloze jhana in een vorig leven. In deze sfeer staan vormloze deva's stil bij de gedachte dat 'er niets is'. Dit wordt beschouwd als een vorm van perceptie, hoewel een zeer subtiele. Dit was de sfeer die werd bereikt door Ārāḍa Kālāma, de eerste van de Gautama de Boeddha's oorspronkelijke leraren. Totale levensduur in dit rijk is 60.000 Maha Kalpa. Dit rijk is 72.540.000 km boven het vlak van oneindig bewustzijn (Vijñānānantyāyatana) geplaatst.
- Wereld van het oneindige bewustzijn
Wedergeboorte op dit gebied is het resultaat van het bereiken van de tweede vormloze jhana. In deze sfeer wonen vormloze deva's terwijl ze mediteren op hun bewustzijn als oneindig doordringend. Totale levensduur in dit rijk in mensenjaren - 40.000 Maha Kalpa. Dit rijk bevindt zich 72.540.000 km boven het vlak van de oneindige ruimte.
- Wereld van oneindige ruimte
Wedergeboorte op dit gebied is het resultaat van het bereiken van de eerste vormloze jhana. In deze sfeer wonen vormloze deva's die mediteren over ruimte of uitgestrektheid als oneindig doordringend. Totale levensduur in dit rijk in mensenjaren - 20.000 Maha Kalpa. Dit rijk is 72.540.000 km boven de Akanittha Brahma Loka geplaatst; het hoogste niveau van pure verblijfplaatsen.
Vormrijke wereld (Rūpadhātu)
De vormrijke wereld is de eerste van de fysieke rijken; zijn bewoners hebben allemaal een locatie en een soort lichaam, hoewel die lichamen zijn samengesteld uit een subtiele substantie die op zichzelf onzichtbaar is voor de bewoners van de Verlangenswereld. De mensen van het Vormrijk zijn niet onderworpen aan de extremen van plezier en pijn, of beheerst door verlangens naar dingen die de zintuigen behagen, zoals de wezens van de Verlangenswereld. De lichamen van wezens uit het Vormrijk hebben geen seksuele verschillen. Net als de wezens van de Vormloze wereld, hebben de bewoners van de Vormrijke wereld een geest die overeenkomt met de Jhãna's. In hun geval zijn het de vier lagere Jhāna's.
Fysiek bestaat de Vormrijke wereld uit een reeks vlakken die op elkaar zijn gestapeld, elk in een reeks stappen die half zo groot zijn als de vorige terwijl men afdaalt. Gedeeltelijk weerspiegelt dit het feit dat men ook denkt dat de deva's fysiek groter zijn op de hogere gebieden. De hoogste gebieden zijn ook breder dan die lager, zoals besproken in de sectie over Sahasra-kosmologie. De hoogte van deze vlakken wordt uitgedrukt in yojana's, een meting van zeer onzekere lengte, maar soms wordt aangenomen dat deze ongeveer 4.000 keer de lengte van een mens is, en dus ongeveer 7,31 km. De onderverdeling van de Vormrijke wereld is":
- Zuivere verblijfplaatsen (non-returners)
De Zuivere verblijfplaatsen onderscheiden zich van de andere Vormrijke werelden doordat ze geen wezens huisvesten die daar middels gewone verdienste of meditatieve verworvenheden geboren zijn. Hier wonen de -non-returners, mensen die bijna de verlichting hebben bereikt en deze ook in dit leven zullen gaan bereiken. Zij zullen na het overlijden dus niet meer incarneren. Het zijn dus altijd mensen die vanuit een lagere wereld "promoveren" dankzij een diep bergrip in de Dharma. In tegenstelling tot de lagere werelden worden deZuivere verblijfplaatsen nooit vernietigd door een natuurramp. Er zijn 5 Zuivere verblijfplaatsen:
- Akaniṣṭha; wereld van deva's "gelijk in rang". Dit is de hoogste Zuivere wereld en wordt vaak gebruikt om te verwijzen naar het hoogste uiterste van het universum. Mahesvara, de heerser van de drie rijken van samsara, zou hier wonen. De levensduur is 16.000 kalpa's. De hoogte van deze wereld is 2.181.038.080 km boven de aarde.
- Sudarśana; De "helderziende" deva's leven in deze wereld die lijkt op en bevriend is met de Akanist wereld. deze wereld is 1.090.519.040 km boven de aarde.
- Sudṛśa; De wereld van de "prachtige" deva's. Het zou de de plaats van wedergeboorte zijn voor vijf soorten anāgāmins. De hoogte van deze wereld is 545.259.520 km boven de aarde.
- Atapa; De wereld van de "onbezorgde" deva's, die contacten hebben met de lagere wereld van rijken wensen-en-verlangen. De hoogte van deze wereld is 272.629.760 km boven de aarde.
- Avṛha; De wereld van de "niet vallende" deva's, misschien wel de meest voorkomende bestemming voor herboren Anāgāmins. Velen bereiken het arhatschap rechtstreeks in deze wereld, maar sommigen overlijden en worden herboren in opeenvolgend hogere werelden van de Zuivere Verblijfplaatsen totdat ze uiteindelijk herboren worden in de Akaniṣṭha-wereld. De duur van het leven in Avṛha is 1000 kalpa's. De hoogte van deze wereld is 136.314.880 km boven de aarde.
- Bṛhatphala-werelden (vierde Jhãna)
De mentale toestand van de deva's van de Bṛhatphala-werelden komt overeen met de vierde Jhãna en wordt gekenmerkt door gelijkmoedigheid. De Bṛhatphala -werelden vormen de bovengrens voor de vernietiging van het universum door de wind aan het einde van een tijdszone, dat wil zeggen, ze worden van een dergelijke vernietiging gespaard. De Bṛhatphala-werelden zijn:
- Asaññasatta; Dit zijn bewust-onbewuste mensen. Mensen die een hoge Jhãna hebben bereikt en die de gevaren van waarneming willen vermijden. Zij hebben een staat van niet-waarneming bereikt waarin ze een tijdlang volharden. Wedergeboorte op dit gebied is het resultaat van een meditatieve praktijk gericht op de onderdrukking van het bewustzijn. Degenen die deze praktijk beginnen, gaan ervan uit dat verlossing van lijden kan worden bereikt door bewusteloosheid te bereiken. Wanneer de levensduur in dit rijk echter eindigt, ontstaat er weer waarneming, de wezens sterven en worden geboren in andere gebieden waar het bewustzijn terugkeert.
- Bṛhatphala; Hun levensduur is 500 mahā-kalpa's. Sommige Anāgāmins worden hier herboren. De hoogte van deze wereld is 68.157.440 km boven de aarde. In de Jhana Sutta van de Anguttara Nikaya zei de Boeddha: "De Vehapphala deva's, hebben een levensduur van 500 eonen. Deze Deva's, gaat naar de hel, naar de baarmoeder van het dier, naar de toestand van de hongerige schimmen."
- Puṇyaprasava; de wereld van de Deva's die de "nakomelingen van verdienste" zijn". De hoogte van deze wereld is 34.078.720 km boven de aarde.
- Anabhraka; De wereld van de "wolkenloze" deva's. De hoogte van deze wereld is 17.039.360 km boven de aarde.
- Śubhakṛtsna-werelden (derde Jhãna)
De mentale toestand van de deva's van deze werelden komt overeen met de derde Jhãna, en wordt gekenmerkt door een rustige vreugde. Deze deva's hebben lichamen die een constant licht uitstralen. De Śubhakṛtsna-werelden vormen de bovengrens voor de vernietiging van het universum door water aan het einde van een tijdszone, dat wil zeggen, de watervloed stijgt niet hoog genoeg om ze te bereiken. De Śubhakṛtsna-werelden zijn:
- Śubhakṛtsna; De wereld van deva's van "totale schoonheid". Hun levensduur is 64 mahākalpa's. 64 mahākalpa's is het interval tussen vernietigingen van het universum door wind, inclusief de Śubhakṛtsna- werelden. De hoogte van deze wereld is 655.360 yojana's boven de aarde. De Boeddha zei: "Een doorsnee persoon die daar is gebleven en de hele levensduur van die deva's heeft opgebruikt, gaat naar de hel, naar de dierlijke baarmoeder, naar de staat van de hongerige schaduwen."
- Apramāṇaśubha; Dit is de wereld van schoonheid. Ze bezitten geloof, deugd, geleerdheid, vrijgevigheid en wijsheid" Hun levensduur is 32 Mahākalpas. De hoogte van deze wereld is 4.259.840 km boven de aarde.
- Parīttaśubha; De wereld van deva's van "beperkte schoonheid". wereld is 2.129.920 km boven de aarde.
- Ābhāsvara-werelden (tweede Jhãna)
De mentale toestand van de deva's van de ābhāsvara-werelden zijn die van vreugde. Van de Ābhāsvara deva's wordt gezegd dat ze luid schreeuwen van vreugde. Deze deva's hebben lichamen die flitsende lichtstralen uitzenden zoals bliksem. Er wordt gezegd dat ze vergelijkbare lichamen hebben (aan elkaar) maar verschillende percepties. De Ābhāsvara-werelden vormen de bovengrens voor de vernietiging van het universum door vuur aan het einde van een mahākalpa (tijdsfase), dat wil zeggen, de vuurkolom stijgt niet hoog genoeg om ze te bereiken. Na de vernietiging van de wereld, aan het begin van de vivartakalpa, worden de werelden voor het eerst bevolkt door wezens die zijn herboren uit de Ābhāsvara-werelden. De Ābhāsvara-werelden zijn:
- Ābhāsvar; De wereld van deva's "bezittende pracht". De levensduur van de Ābhāsvara deva's is 8 mahākalpa's. Acht mahākalpa's is het interval tussen vernietigingen van het universum door water, inclusief de Ābhāsvara-werelden. De hoogte van deze wereld is 81.920 yojana's boven de aarde.
- Apramāṇābha; De wereld van licht, een concept waaraan ze mediteren. van deze wereld is 532.480 km boven de aarde.
- Parīttābh; De wereld van deva's van "beperkt licht". Deze wereld is 266.240 km boven de aarde.
- Brahmā-werelden (eerste Jhãna)
De mentale toestand van de deva's van de Brahmā-werelden komt overeen met de eerste Jhãna, en wordt gekenmerkt door observatie, reflectie, verrukking en en vreugde. De Brahmā-werelden worden samen met de andere lagere werelden van het universum vernietigd door vuur aan het einde van een mahākalpa (tijdsfase). Een manier om opnieuw geboren te worden in de brahma-wereld is meesterschap over de eerste jhana. Een andere is door middel van meditaties over liefdevolle vriendelijkheid, mededogen, altruïstische vreugde en gelijkmoedigheid. De Boeddha leert de brahmaan Subha, hoe geboren te worden in de wereld van Brahma(Subha Sutta). De Brahma werelden bestaan uit:
- Mahābrahmā; De wereld van "Grote Brahmā". Brahmā is, volgens velen, de schepper van de wereld. Hij is gekend omder vele namen (Grote Brahmā, de Veroveraar, de Onoverwonnene, de Alziende, Alles-Machtig, de Heer, de Maker en Schepper, de Heerser, Bepaler en Ordehouder, Vader van Alles wat is geweest en zal zijn). Volgens de Brahmajāla Sutta (DN.1) is een Mahābrahmā een wezen uit de Ābhāsvara-werelden dat door uitputting van zijn verdiensten in een lagere wereld valt en alleen in de Brahma-wereld herboren wordt. Terwijl hij zijn vroegere bestaan vergeet, verbeeldt hij zich dat hij zonder reden tot bestaan is gekomen. Merk op dat zelfs zo'n hooggeplaatste godheid geen intrinsieke kennis heeft van de werelden boven de zijne. Mahabrahmā is 1 1⁄2 yojana's lang. Er wordt gezegd dat zijn levensduur 1 kalpa is. De hoogte van deze wereld is 10.240 yojana's boven de aarde.
- Brahmapurohita; "De Ministers van Brahmā"zijn wezens, ook oorspronkelijk van de ābhāsvara-werelden, die worden geboren als metgezellen van Mahābrahmā nadat hij enige tijd alleen heeft doorgebracht. Ze ontstaan uit de wens van Mahābrahmā in een metgezel. Zodoende geloven ze dat hij hun schepper en heer is. Ze zijn 1 yojana lang en hun levensduur zou 1⁄2 zijn van een kalpa. Als ze later herboren worden in een lagere wereld en zich een deel van hun laatste bestaan herinneren, leren ze de leer van Brahmā als schepper als een geopenbaarde waarheid. De hoogte van deze wereld is 66.560 km boven de aarde.
- Brahmapāriṣadya; De "Medebestuurders van Brahmā". Ze zijn een halve yojana hoog en hun levensduur wordt afwisselend 1⁄3 van een kalpa. De hoogte van deze wereld is 33.280 km boven de aarde.
De verlangenswereld (Kāmadhātu)
De wezens geboren in de verlangenswereld verschillen in de mate van geluk, maar ze staan allemaal, behalve Anagamis, Arhats en Boeddha's, onder de heerschappij van Māra en zijn gebonden door sensueel verlangen, waardoor ze lijden. Geboorte in deze gebieden vindt plaats als gevolg van ons karma. de verlangenswereld de laagste van de drie werelden. De drijvende kracht binnen deze wereld is sensueel verlangen.
De verlangenswereld bestaat uit 4 hemelen. Deze zijn begrensde vlakken, elk 80.000 yojana's in het vierkant, die in de lucht zweven boven de top van de berg Sumeru. Deze bewoners genieten van esthetische genoegens, een lang leven, schoonheid en bepaalde krachten. Iedereen die een gezond en moreel juist leven heeft geleid, kan erin geboren worden. De bewoners van de 4 hemelen (deva's) leven in vier hemelen die in de lucht zweven, waardoor ze vrij zijn van contact met de strijd van de lagere wereld. In de westerse betekenis van het woord "hemel" is de term het best van toepassing op de vier onderstaande werelden.
- Hogere hemelen (Hogere Kama Loka)
De hogere hemelen bestaan uit 4 hemelen:
- Parinirmita-vaśavartin; De hemel van deva's "met macht over (anders) creaties". Deze deva's creëren geen aangename vormen die ze voor zichzelf wensen, maar hun verlangens worden vervuld door de daden van andere deva's die hun gunst wensen. De heerser van deze wereld heet Vaśavartin, die een langer leven, grotere schoonheid, meer macht en geluk en meer verrukkelijke zinsobjecten heeft dan de andere deva's van zijn wereld. Deze wereld is ook de thuisbasis van de devaputra (wezen van goddelijk ras) genaamd Māra, die probeert alle wezens van de Kāmadhātu in de greep van sensuele genoegens te houden. Māra wordt soms ook Vaśavartin genoemd, maar over het algemeen worden deze twee bewoners van deze wereld gescheiden gehouden. De wezens van deze wereld zijn 4.500 voet (1.400 m) lang en leven 9.216.000.000 jaar. De hoogte van deze wereld is 1280 yojana's boven de aarde.
- Nirmāṇarati; De wereld van deva's "vreugde in hun creaties". De deva's van deze wereld zijn in staat elke verschijning te maken om zichzelf te behagen. De heer van deze wereld heet Sunirmita en zijn vrouw is de wedergeboorte van Visākhā, voorheen het hoofd van deupāsikā's (vrouwelijke leken toegewijden) van Gautama de Boeddha. De wezens van deze wereld zijn 1.140 meter lang en leven 2.304.000.000 jaar. De hoogte van deze wereld is 640 yojana's boven de aarde.
- Tuṣita; De wereld van de "vreugdevolle" deva's. Deze wereld is vooral bekend als de wereld waarin een Bodhisattva leeft voordat hij herboren wordt in de wereld van de mens. Tot een paar duizend jaar geleden was de Bodhisattva van deze wereld Śvetaketu, die werd herboren als Siddhārtha die later gautama de Boeddha werd. sindsdien is de Bodhisattva Nātha (Nāthadeva) die herboren zal worden als Maitreya Boeddha. Hoewel deze Bodhisattva de belangrijkste van de bewoners van Tuṣita is, is de heerser van deze wereld een andere deva genaamd Santuṣita. De wezens van deze wereld zijn 910 meter lang en leven 576.000.000 jaar. De hoogte van deze wereld is 320 yojana's boven de aarde.
- Yāma; Soms de "hemel zonder strijd" genoemd, omdat het de laagste is van de hemelen om fysiek gescheiden te zijn van het tumult van de aardse wereld. Deze deva's leven in de lucht, vrij van alle moeilijkheden. De heerser is de deva Suyama; volgens sommigen is zijn vrouw de wedergeboorte van Sirimā, een courtisane van Rājagṛha in de tijd van Gautama de Boeddha die genereus was voor de monniken. De wezens van deze wereld zijn 690 meter lang en leven 144.000.000 jaar. De hoogte van deze wereld is 160 yojana's boven de aarde.
- Lagere hemelen (wereld van Sumeru)
De berg Sumeru is een immense, vreemd gevormde piek die ontstaat in het midden van de wereld, en waar de zon en de maan omheen draaien. De basis ligt in een uitgestrekte oceaan en wordt omringd door verschillende ringen van kleinere bergketens en oceanen. De drie onderstaande werelden bevinden zich allemaal op of rond Sumeru. Sumeru en de omringende oceanen en bergen zijn niet alleen de thuisbasis van deze goden, maar ook van enorme bijeenkomsten van wezens uit de populaire mythologie die slechts zelden de menselijke wereld binnendringen. Ze zijn zelfs nog hartstochtelijker dan de hogere deva's en houden niet alleen van zichzelf, maar houden zich ook bezig met strijd en strijd. De lagere hemelen zijn:
- Trāyastrioaṃśa; De wereld "van de drieëndertig (deva's)" is een brede vlakke ruimte op de top van de berg Sumeru, gevuld met de tuinen en paleizen van de deva's. De heerser is "Śakrodevānām indra, heer van de deva's". Naast de gelijknamige Drieëndertig deva's, wonen hier vele andere deva's en bovennatuurlijke wezens, waaronder de bedienden van de deva's (nimfen). Sakka en de deva's eren wijzen en heilige mannen. Veel deva's die hier wonen, leven in herenhuizen in de lucht. De wezens van deze wereld zijn 460 meter lang en leven 36.000.000 jaar. De hoogte van deze wereld is 80 yojana's boven de aarde.
- Cāturmahārājikakāyika; De wereld "van de vier grote koningen" is te vinden op de lagere hellingen van de berg Sumeru, hoewel sommige van zijn inwoners in de lucht rond de berg leven. Zijn heersers zijn de vier grote koningen van de naam; Virūḍhaka (koning van de zuidelijke richting), Gandhabbas (koning van de oostelijke richting), Naga (koning van de westelijke richting), en hun leider Vaiśravaṇa(koning van de noordelijke richting). Zij zijn de krijgshaftige koningen die de vier windstreken van de aarde bewaken. De Garuda's en de deva's die de zon en de maan leiden, worden ook beschouwd als onderdeel van deze wereld, evenals het gevolg van de vier koningen, bestaande uit Kumbhāṇḍas (dwergen), Gandharvas (feeën) en Nāgas (kobolden). Deze deva's bewonen ook afgelegen gebieden zoals bossen, heuvels en verlaten grotten. Hoewel ze in ellende leven, hebben ze het potentieel om te ontwaken en kunnen ze het pad en de vruchten van het spirituele leven bereiken. De wezens van deze wereld zijn 230 meter lang en leven 9.000.000 jaar. De hoogte van deze wereld is van zeeniveau tot 40 yojana's boven de aarde.
- Asura; De wereld van de Asura's is de ruimte aan de voet van Mount Sumeru, veel waarvan een diepe oceaan is. Het is niet het oorspronkelijke huis van de Asura's, maar de plek waar ze zich bevonden nadat ze dronken uit Trāyastriṃśa waren geslingerd, waar ze vroeger hadden gewoond. De Asura's vechten altijd om hun verloren koninkrijk op de top van de berg Sumeru terug te krijgen, maar slagen er niet in de wacht van de Vier Grote Koningen te breken. De Asura's zijn verdeeld in vele groepen en hebben geen enkele heerser, maar onder hun leiders bevindt zich Vemacitrin en Rāhu. In latere teksten vinden we het Asura-rijk als een van de vier ongelukkige staten van wedergeboorte, maar het Nikāya-bewijs toont echter niet aan dat het Asura-rijk als een staat van lijden werd beschouwd.
Alle structuren van de aarde, Sumeru en de rest, strekken zich naar beneden uit tot een diepte van 1.040.000 km onder zeeniveau. Hetzelfde als de hoogte van Sumeru boven zeeniveau. Daaronder bevindt zich een laag "gouden aarde", een substantie die compact en stevig genoeg is om het gewicht van Sumeru te dragen. Het is 4.160.000 km diep en strekt zich dus uit tot 5.200.000 km onder zeeniveau. De laag gouden aarde rust op zijn beurt op een laag water, die 8.000.000 yojana's diep is en afdaalt tot 8.400.000 yojana's onder zeeniveau. Onder de waterlaag bevindt zich een "windcirkel", die 208.000.000 km diep is en ook veel breder, en daarop 1.000 verschillende werelden ondersteunt.
- Aardse werelden
Manuṣyaloka; Dit is de wereld van mensen en mensachtige wezens die op het aardoppervlak leven. Geboorte op dit gebied is het resultaat van geven en morele discipline van middelmatige kwaliteit. Dit is het gebied van morele keuze waar het lot kan worden geleid. De Khana Sutta zei dat dit vlak een uniek evenwicht is tussen plezier en pijn. Het vergemakkelijkt de ontwikkeling van deugd en wijsheid om jezelf te bevrijden van de hele cyclus of wedergeboorten. Om deze reden wordt wedergeboorte als mens volgens de Chiggala Sutta als kostbaar beschouwd. De bergringen die Soemeru omringen, zijn omgeven door een uitgestrekte oceaan, die het grootste deel van de wereld vult. De oceaan wordt op zijn beurt omringd door een cirkelvormige bergwand genaamd Cakravāḍa wat de horizontale grens van de wereld markeert. In deze oceaan bevinden zich vier continenten die er relatief gezien kleine eilanden in zijn. Vanwege de immensiteit van de oceaan kunnen ze niet van elkaar worden bereikt door gewone zeilschepen, hoewel in het verleden, toen de cakravartin-koningen regeerden, communicatie tussen de continenten mogelijk was door middel van de schat genaamd de cakraratna, waarmee een cakravartijnse koning en zijn gevolg door de lucht tussen de continenten konden vliegen.
De Manuṣyaloka wereld heeft 4 continenten:
- Jambudvīpa; ligt in het zuiden en is de woonplaats van gewone mensen. Er wordt gezegd dat het de vorm heeft van "een kar", of liever een stompe neusdriehoek met de punt naar het zuiden gericht. (Deze beschrijving weerspiegelt waarschijnlijk de vorm van de kustlijn van Zuid-India.) Het is 10.000 yojana's in omvang waaraan de zuidelijke kust van slechts 3,5 yojana's kan worden toegevoegd lengte. Het continent ontleent zijn naam aan een gigantische Jambu-boom, 100 yojana's hoog, die in het midden van het continent groeit. Elk continent heeft een van deze gigantische bomen. Alle Boeddha's verschijnen in Jambudvīpa. De mensen hier zijn 1,5 tot 1,80 meter lang en hun levensduur varieert tussen de 10 en ongeveer 10.140 jaar.
- Pūrvavideha; gelegen in het oosten en is gevormd als een halve cirkel met de platte kant naar het westen gericht (richting Sumeru). Het is 91.000 om in omvang waarvan de platte kant 26.000 km lang is. De boom is de acacia. De mensen hier zijn ongeveer 3,7 meter lang en leven 700 jaar. Hun belangrijkste werk is het verhandelen en kopen van materialen.
- Aparagodānīya; is gelegen in het westen, en heeft de vorm van een cirkel met een omtrek van ongeveer 97.500 km. De boom van dit continent is een reusachtige Kadamba-boom. De menselijke bewoners van dit continent wonen niet in huizen maar slapen op de grond. Hun belangrijkste transportmiddel is een ossenkar . Ze zijn ongeveer 24 voet (7,3 m) lang en ze leven 500 jaar.
- Uttarakuru; bevindt zich in het noorden als een vierkant. Het heeft een omtrek van 104.000 km. zijnde 26.000 km aan elke kant. De boom van dit continent wordt een kalpavṛkṣa genoemd, omdat hij de hele kalpa duurt. De inwoners van Uttarakuru laten steden in de lucht bouwen. Er wordt gezegd dat ze buitengewoon rijk zijn, niet hoeven te werken voor de kost - aangezien hun voedsel vanzelf groeit - en geen privébezit hebben. Ze zijn ongeveer 15 meter lang en leven 1000 jaar, en ze staan onder de bescherming van Vaiśravaṇa.
- TiryGyoni; bevat alle dieren en is in staat het lijden van allen te voelen. Het dierenrijk omvat dieren, insecten, vissen, vogels, wormen, enz.
- Pretalok; naar hun mentale toestand waarnemen ze het heel anders dan mensen. Ze leven voor het grootste deel in woestijnen en woestenijen. Dit is het rijk waar geesten en ongelukkige geesten tevergeefs ronddwalen, hopeloos op zoek naar sensuele bevrediging.
- De hel
Naraka is de naam die wordt gegeven aan de werelden met het grootste lijden, meestal s vertaald als "hel" of "vagevuur". Dit zijn rijken van extreem lijden. Net als bij de andere rijken wordt een wezen in een van deze werelden geboren als gevolg van zijn karma, en verblijft daar voor een eindige tijd totdat zijn karma zijn volledige resultaat heeft bereikt, waarna hij zal worden herboren in een van de hogere werelden als resultaat van een eerder karma dat nog niet was gerijpt. De mentaliteit van een wezen in de hel komt overeen met toestanden van extreme angst en hulpeloze angst bij mensen. Fysiek wordt Naraka gezien als een reeks lagen die zich onder Jambudvīpa in de aarde uitstrekken. Er zijn verschillende schema's om deze Naraka's te tellen en hun kwellingen op te sommen. Een van de meest voorkomende is die van de Acht Koude Naraka's en Acht Hete Naraka's.
- Koude hel
- Arbuda; de "blaar" Naraka
- Nirarbuda Nirrabbud; de "gesprongen blaar" Naraka
- Ataṭa atat; de Naraka van het rillen
- Hahava; de Naraka van klaagzang
- Huhuva; de Naraka van klapperende tanden
- Utpala; de Naraka van de huid die blauw wordt als een blauwe lotus
- Padma; de Naraka van de gebarsten huid
- Mahāpadma; de Naraka van totale bevroren lichamen die uit elkaar vallen
Elk leven in deze Naraka's is twintig keer zo lang als het vorige
- Hete hel
- Sañjīva; de "herlevende" Naraka. Het leven in deze Naraka duurt 162×1010 jaar.
- Kālasūtra; de "zwarte draad" Naraka. Het leven in deze Naraka is 1296×1010 jaar lang.
- Saṃghāta; de "verpletterende" Naraka. Het leven in deze Naraka duurt 10,368×1010 jaar.
- Raurava; de "schreeuwende" Naraka. Het leven in deze Naraka duurt 82,944×1010 jaar.
- Mahāraurava; de "grote schreeuwende" Naraka. Het leven in deze Naraka is 663,552×1010 jaar.
- Tāpana; de "verwarmende" Naraka. Het leven in deze Naraka duurt 5,308,416×1010 jaar.
- Mahātāpana; de "grote verwarming" Naraka. Het leven in deze Naraka is 42,467,328×1010 jaar lang.
- Avīci; ononderbroken" Naraka. Het leven in deze Naraka is 339,738,624×1010 jaar lang.
Elk leven in deze Naraka's is acht keer zo lang als het vorige.
Horizontale kosmologie - Sahasra kosmologie
Sahasra betekent "duizend". Alle vlakken, in modern taalgebruik zou het een 'universum' of 'zonnestelsel' worden genoemd. Een verzameling van duizend zonnestelsels wordt een "duizendvoudig klein wereldsysteem" genoemd. Een verzameling van 1000 maal 1000 wereldsystemen is een "duizendvoudig tot op de tweede macht gemiddeld wereldsysteem".
De grootste groepering bestaat uit duizend in blokjes gesneden wereldsystemen. Gauta,a de Boeddha, als hij dat wenste, zijn stem door een grote trichiliokosmos laten klinken. Hij doet dit door de trichiliocosm te overspoelen met zijn uitstraling, op welk punt de bewoners van dat wereldsysteem dit licht zullen waarnemen, en gaat vervolgens verder met het verspreiden van zijn stem door dat rijk.
Tijd en tijdsperioden
Boeddhistische tijdelijke kosmologie beschrijft hoe het universum tot stand komt en wordt opgelost. Net als andere Indiase kosmologieën gaat het uit van een oneindige tijdspanne en is het cyclisch. Dit betekent niet dat dezelfde gebeurtenissen in elke cyclus in identieke vorm voorkomen, maar alleen dat, net als bij de cycli van dag en nacht of zomer en winter, bepaalde natuurlijke gebeurtenissen keer op keer voorkomen om enige structuur aan de tijd te geven.
De basiseenheid van tijdmeting is de mahākalpa of "Grote Eon". De lengte van deze tijd in menselijke jaren is nooit exact gedefinieerd, maar het is de bedoeling dat het erg lang is, gemeten in miljarden jaren, zo niet langer.
Het woord kalpa betekent 'moment'. Een maha kalpa bestaat uit vier momenten (kalpa), waarvan de eerste creatie is. Het scheppingsmoment bestaat uit de creatie van de "vergaarbak", en de afdaling van wezens uit hogere rijken naar grovere vormen van bestaan. Tijdens de rest van het scheppingsmoment is de wereld bevolkt. Mensen die op dit punt bestaan, hebben geen limiet op hun levensduur. Het tweede moment is het duurmoment, het begin van dit moment wordt aangegeven door het eerste bewuste wezen dat de hel (niraya) binnengaat, de hellen en niraya's die vóór dit moment niet bestonden of leeg waren. Het duurmoment bestaat uit twintig "tussenliggende" momenten, die zich ontvouwen in een drama van de menselijke levensduur die afdaalt van 80.000 jaar naar 10, en dan weer terug naar 80.000 jaar.
Binnen de duur 'moment' lijkt deze zuiverings- en herhalingscyclus ongeveer 18 keer te gebeuren, waarbij het eerste "tussenliggende" moment alleen bestaat uit de afdaling vanaf 80.000 - het tweede tussenliggende moment bestaat uit een stijging en daling, en het laatste bestaat alleen uit een beklimming.
Nadat de duur 'moment' het ontbindingsmoment is, zullen de hellen langzamerhand geleegd worden, evenals alle grovere bestaansvormen. De wezens zullen samenstromen naar de vormrijken, er vindt een vernietiging van vuur plaats, waardoor alles wordt gespaard van de rijken van de 'stralende' goden en hoger.
Na 7 van deze vernietigingen door 'vuur', vindt een vernietiging door water plaats, en alles uit de rijken van de 'aangename' goden en daarboven wordt gespaard.
Na 64 van deze vernietigingen door vuur en water, dat wil zeggen - 56 vernietigingen door vuur en 7 door water - vindt een vernietiging door wind plaats, dit elimineert alles onder de rijken van de 'vruchtbare' deva's. De zuivere verblijfplaatsen, worden nooit vernietigd. Hoewel zonder de verschijning van een Boeddha, kunnen deze rijken lange tijd leeg blijven. De bewoners van deze rijken hebben een buitengewoon lange levensduur.
De vormloze rijken worden nooit vernietigd omdat ze niet uit vorm bestaan. De reden dat de wereld wordt vernietigd door vuur, water en wind, en niet de aarde, is omdat de aarde de 'vergaarbak' is.
Na het ontbindingsmoment blijft dit specifieke wereldsysteem lange tijd ontbonden, dit wordt het 'lege' moment genoemd, maar een meer accurate term zou "de staat van ontbinding" zijn. De wezens die vroeger in dit rijk woonden, zullen naar andere wereldsystemen migreren en misschien terugkeren als hun reizen hier weer naartoe leiden.
Een mahākalpa is verdeeld in vier kalpa's of eeuwen, elk onderscheiden van de andere door het stadium van evolutie van het universum tijdens die kalpa. De vier afwerkingen zijn:
- Vivartakalpa; "Eon van evolutie" – tijdens deze kalpa ontstaat het universum.
- Vivartasthāyikalpa; "Eon van evolutieduur" - tijdens deze kalpa blijft het universum in een stabiele toestand bestaan.
- Saṃvartakalpa; "Eon of dissolution" - tijdens deze kalpa lost het universum op.
- Saṃvartasthāyikalpa; "Eon van ontbinding-duur" - tijdens deze kalpa blijft het universum in een staat van leegte.
Elk van deze kalpa's is verdeeld in twintig antarakalpa's elk ongeveer even lang. Voor de Samvartasthāyikalpa is deze indeling slechts nominaal, aangezien er niets verandert van de ene antarakalpa naar de andere; maar voor de andere drie kalpa's markeert het een innerlijke cyclus binnen de kalpa.
Vivartakalpa
De Vivartakalpa begint met het opkomen van de oerwind, die het proces begint van het opbouwen van de structuren van het universum die aan het einde van de laatste mahākalpa waren vernietigd. Aangezien de omvang van de vernietiging kan variëren, kan de aard van deze evolutie ook variëren, maar het neemt altijd de vorm aan van wezens uit een hogere wereld die geboren worden in een lagere wereld. Het voorbeeld van een Mahābrahmā die de wedergeboorte is van een overleden Ābhāsvara-deva is slechts één voorbeeld hiervan, dat doorgaat in de Vivartakalpa totdat alle werelden zijn gevuld vanuit de Brahmaloka .naar Naraka. Tijdens de Vivartakalpa verschijnen de eerste mensen; ze zijn niet zoals de huidige mensen, maar zijn wezens die schijnen in hun eigen licht, in staat zijn om zonder mechanische hulp door de lucht te bewegen, heel lang leven en geen voedsel nodig hebben; ze lijken meer op een soort lagere godheid dan de huidige mens.
Na verloop van tijd krijgen ze een voorliefde voor fysieke voeding, en naarmate ze het consumeren, wordt hun lichaam zwaarder en gaat het meer op een menselijk lichaam lijken; ze verliezen hun vermogen om te schitteren en beginnen verschillen in hun uiterlijk te krijgen, en hun levensduur neemt af. Ze onderscheiden zich in twee geslachten en beginnen seksueel actief te worden. Dan ontstaan hebzucht, diefstal en geweld onder hen, en ze vestigen sociale verschillen en regering en kiezen een koning om over hen te regeren, genaamd Mahāsammata "de grote aangestelde". Sommigen van hen beginnen te jagen en eten het vlees van dieren, die inmiddels zijn ontstaan.
Eerste Antarakalpa
De Vivartasthāyikalpa begint wanneer het eerste wezen in Naraka wordt geboren, waardoor het hele universum met wezens wordt gevuld. Tijdens de eerste antarakalpa van deze eon neemt de duur van mensenlevens af van een enorm maar onbepaald aantal jaren (maar in ieder geval enkele tienduizenden jaren) naar de moderne levensduur van minder dan 100 jaar. Aan het begin van de antarakalpa zijn mensen over het algemeen nog steeds gelukkig. Ze leven onder de heerschappij van een universele monarch of "koning die het wiel draait", die verduidelijking nodig had. De Mahāsudassana-sutta (DN.17) vertelt over het leven van een cakravartin-koning, Mahāsudassana (Sanskriet: Mahāsudarśana), die 336.000 jaar leefde. De Cakkavatti-sīhanāda-sutta (DN.26) vertelt over een latere dynastie van cakravartins, Daḷhanemi en vijf van zijn nakomelingen, die een levensduur hadden van meer dan 80.000 jaar. De zevende van deze reeks cakravartins brak met de tradities van zijn voorvaderen en weigerde op een bepaalde leeftijd afstand te doen van zijn positie, de troon door te geven aan zijn zoon en het leven van een śramaṇa in te gaan.. Als gevolg van zijn latere wanbestuur nam de armoede toe; als gevolg van armoede begon diefstal; als gevolg van diefstal werd de doodstraf ingesteld; en als gevolg van deze minachting voor het leven werden moorden en andere misdaden hoogtij.
De levensduur van de mens nam nu snel af van 80.000 tot 100 jaar, blijkbaar met ongeveer de helft afgenomen met elke generatie (dit is misschien niet letterlijk te nemen), terwijl met elke generatie andere misdaden en kwaad toenamen: liegen, hebzucht, haat, seksueel wangedrag, gebrek aan respect voor ouderen. Gedurende deze periode leefden volgens de Mahāpadāna-sutta (DN.14) drie van de vier Boeddha's van deze antarakalpa: Kakusandha Boeddha, in de tijd dat de levensduur 40.000 jaar was; Kanakamuni Boeddha toen de levensduur 30.000 jaar was; en Kassapa Boeddha toen de levensduur 20.000 jaar was.
Onze huidige tijd is tegen het einde van de eerste antarakalpa van deze Vivartasthāyikalpa, wanneer de levensduur minder dan 100 jaar is, na het leven van Gautama de Boeddha, die 80 jaar oud werd.
Er wordt geprofeteerd dat de rest van de antarakalpa ellendig zal zijn: de levensduur zal blijven afnemen en alle kwade neigingen uit het verleden zullen hun ultieme destructiviteit bereiken. Mensen leven niet langer dan tien jaar en trouwen als ze vijf zijn; voedsel zal arm en smakeloos zijn; geen enkele vorm van moraliteit zal worden erkend. De meest minachtende en hatelijke mensen zullen de heersers worden. Incest zal hoogtij vieren. Haat tussen mensen, zelfs leden van dezelfde familie, zal groeien totdat mensen aan elkaar gaan denken zoals jagers aan hun prooi doen.
Uiteindelijk zal er een grote oorlog volgen, waarin de meest vijandige en agressieve mensen zich zullen bewapenen met zwaarden in hun handen en eropuit zullen gaan om elkaar te doden. De minder agressieve zullen zich verstoppen in bossen en andere geheime plekken terwijl de oorlog woedt. Deze oorlog markeert het einde van de eerste antarakalpa.
Tweede antarakalpa
Aan het einde van de oorlog zullen de overlevenden uit hun schuilplaatsen tevoorschijn komen en berouw tonen voor hun slechte gewoonten. Naarmate ze goed beginnen te doen, neemt hun levensduur toe, en daarmee ook de gezondheid en het welzijn van de mensheid. Na een lange tijd zullen de afstammelingen van degenen met een levensduur van 10 jaar 80.000 jaar leven, en op dat moment zal er een cakravartin-koning zijn genaamd Saṅkha शंख . Tijdens zijn regering zal de huidige bodhisattva in de Tuṣita- hemel neerdalen en herboren worden onder de naam Ajita अजित. Hij zal het leven van een śramaṇa binnengaan en zal volmaakte verlichting bereiken als een Boeddha; en hij zal dan bekend staan onder de naam Maitreya Boeddha.
Na Maitreya's tijd zal de wereld weer verslechteren en zal de levensduur geleidelijk afnemen van 80.000 jaar naar weer 10 jaar, waarbij elke antarakalpa van de volgende wordt gescheiden door verwoestende oorlog, met pieken van hoge beschaving en moraliteit in het midden. Na de 19e antarakalpa zal de levensduur toenemen tot 80.000 en daarna niet afnemen, omdat de Vivartasthāyikalpa ten einde is.
Samvartakalpa
De Samvartakalpa begint wanneer er geen wezens meer geboren worden in Naraka. Dit stoppen van geboorte gaat dan in omgekeerde volgorde omhoog in de verticale kosmologie, dwz preta's stoppen dan met geboren worden, dan dieren, dan mensen, enzovoort tot aan de rijken van de goden.
Wanneer deze werelden tot aan de Brahmaloka verstoken zijn van inwoners, verteert een groot vuur de hele fysieke structuur van de wereld. Het verbrandt alle werelden onder de Ābhāsvara-werelden. Wanneer ze zijn vernietigd, begint de Samvartasthāyikalpa.
Samvartasthāyikalpa
Er valt niets te zeggen over de Samvartasthāyikalpa, aangezien er niets in gebeurt onder de Ābhāsvara-werelden. Het eindigt wanneer de oerwind begint te waaien en de structuur van de werelden weer opbouwt.
Andere vernietigingen
De vernietiging door vuur is het normale type vernietiging dat plaatsvindt aan het einde van de Samvartakalpa . Maar elke achtste mahākalpa, na zeven vernietigingen door vuur, is er een vernietiging door water. Dit is verwoestender, omdat het niet alleen de Brahma-werelden elimineert, maar ook de Ābhāsvara-werelden.
Elke vierenzestigste mahākalpa, na zesenvijftig vernietigingen door vuur en zeven vernietigingen door water, is er een vernietiging door wind. Dit is de meest verwoestende van allemaal, omdat het ook de Śubhakṛtsna- werelden vernietigt. De hogere werelden worden nooit vernietigd.