Jhana
Categorie indeling |
---|
Home |
Meditatie |
Boeddhistische meditatie |
Boeddhistische meditaties |
Jhana |
Metta |
Ohm mani padme hum |
Tenang |
Tonglen |
Vipassana |
Jhãna (Pali) betekent letterlijk meditatie en de term wordt gebruikt om de verschillende stadia van meditatie aan te duiden. In het proces van concentratie-meditatie naar inzicht-meditatie (vipassana) worden deze jhãna's ontwikkeld maar zijn geen doel op zich maar een noodzakelijke bijkomstigheid in het gehele proces.
Jhãna's zijn diepgaande gemoedstoestanden die in volgorde ervaren gaan worden. De eerste vier jhānas zijn de fijn-materiële jhãna's. De laatste vijf jhãna's zijn de immateriële jhãna's. Deze immateriële jhãna's worden in het boeddhisme als minder noodzakelijk voor de verdere mentale groei gezien. De vierde jhāna wordt gezien als de optimale jhãna voor de verdere mentale cultivatie. Het doorlopen van de jhãna's gaat gepaard met het loslaten van de mentale factoren, hoe meer mentale factoren worden losgelaten, hoe verder je voortrijdt in de jhãna's.
1e jhãna: de jhãna van het vormgebied
(Bewustzijn in de zintuiglijke sfeer, kãmãvacaracitta).
Tijdens het proces van de concentratiemeditatie zullen de concentratie, neutraliteit en observatie steeds beter toegepast worden. De gewaarwordingen binnen de ademhaling worden steeds duidelijker en het is mogelijk om hele kleine en subtiele gewaarwordingen waar te nemen. In dit proces kan een nieuwe gewaarwording zich aandienen en dit wordt een "geconceptualiseerd beeld" genoemd. Dit beeld kan een beeltenis/visualisatie zijn maar ook abstract zoals kleuren of flarden mist. Ga niet de fout in te denken dat dit reëel is, het is een geconceptualiseerd beeld vanuit het mentale die een vertaling probeert te maken van het de fysieke ervaring van de subtiele ademhaling. Dit beeld gaat doorgaans gepaard met prettige gevoelens en vreugde. De jhãna's van het vormgebied wordt doorgaans bereikt middels mindfulness.
de 5 jhãna factoren (jhãnaga's)
De jhãna's van het vormgebied zijn nog steeds gekoppeld aan ons waarnemingsvermogen en kent daarin 6 mentale factoren (jhãna factoren) waarvan 1 binnen het domein van de mindfulness ligt en 5 binnen het domein van de meditatie. Deze jhãna factoren moet je zien als verheffende treden van een trap, waarbij de 1e jhãna factor achter je gelaten wordt als je de 2e jhãna factor bereikt. De 1e én 2e jhãna factor heb je achter je gelaten als je de 3e bereikt, etc. De kennis en kunde van de 1e jhãna factor neem je echter wel mee naar de 2e. De 3e jhãna factor is dus eigenlijk een optelsom van de 1e, de 2e en de 3e jhãna factor.
- voorbereidende jhãna factor: mindfulness (sati) - → een apart artikel over mindfulness lees je hier...
- 1e jhãna factor: beginnende gerichte aandacht (vitakka) - Het vermogen om een object waar te nemen. Beginnende aandacht onderdrukt de hindernis van traagheid en sufheid.
- 2e jhãna factor: aanhoudende aandacht (vicāra) - Als de beginnende aandacht een object heeft waargenomen houdt de aanhoudende aandacht deze vast. Pas dan worden details zichtbaar en kan geanalyseerd en onderzocht worden. De aanhoudende aandacht onderdrukt de hindernis van twijfel.
- 3e jhãna factor: verrukking (pīti) - Verrukking verloopt langs een geleidelijke schaal van geringe verrukking, kortstondige verrukking, overspoelende verrukking, verheffende verrukking en aanhoudende verrukking. Verrukking onderdrukt de hindernis van kwade wil.
- 4e jhãna factor: blijdschap (sukha) - Daar waar verrukking veel explosiever en extravert is, is blijdschap berustend en introvert. Blijdschap onderdrukt de hindernis van rusteloosheid en schuldgevoelens.
- 5e jhãna factor: éénpuntigheid van geest (ekaggatā) - De concentratie/neutraliteit/observatie is dermate scherp dat langdurig één en hetzelfde object geobserveerd kan worden. Alle afleidingen zijn afwezig en de geest richt zich volledig op het geconceptualiseerd beeld. Éénpuntigheid van geest onderdrukt de hindernis van zintuiglijk verlangen.
Deze 5 jhãna factoren komen afzonderlijk en in volgorde op. De eerste factor (beginnende gerichte aandacht) ondersteunt de 2e (aanhoudende aandacht) enzovoort. Er komt een moment dat alle 5 de factoren even sterk aanwezig zijn. Daarna kan je jezelf leren om deze 5 factoren te beheersen en te sturen:
- de jhãna factoren bereiken wanneer men wil
- in deze jhãna's-toestand blijven zolang men wil
- uit de jhãna factoren komen wanneer men wil
- iedere jhãna factor afzonderlijk onderscheiden als men uit de jhãna's komt
- deze jhãna factoren vervolgens duidelijk kunnen onderzoeken
Elk van de 5 jhãna factoren haalt een specifieke hindernis weg; in volgorde is dat:
- 1e jhãna factor, beginnende aandacht, onderdrukt de hindernis van traagheid en sufheid.
- 2e jhãna factor, aanhoudende aandacht, onderdrukt de hindernis van twijfel.
- 3e jhãna factor, verrukking onderdrukt, de hindernis van kwade wil.
- 4e jhãna factor, blijdschap onderdrukt, de hindernis van rusteloosheid en schuldgevoelens.
- 5e jhãna factor, éénpuntigheid van geest, onderdrukt de hindernis van van zintuiglijk verlangen.
kenmerken voor het 1e jhãna (van het vormgebied)
Door het loslaten van de specifieke hindernissen komt er een gevoel van gelukzaligheid op. De extern gestuurde ademhaling verdwijnt en de intern gestuurde ademhaling blijft over. De geest is "zo helder als water en zo duidelijk als een spiegel". Het hoofd en lichaam voelen aan als manifestaties in lege ruimte. Verder worden opgegeven:
- verlangen naar geneugten
- boosheid
- sloomheid en traagheid
- opgewonden piekeren (over fouten in het verleden)
- twijfel
Het 1e jhãna wordt in de pali-canon als volgt omschreven:
...afstand genomen hebbend van zintuiglijke geneugten, afstand genomen hebbend van onheilzame geestestoestanden, het eerste meditatiestadium binnen, dat vergezeld gaat van nadenken en overwegen, uit afzondering geboren is en gekenmerkt wordt door vreugde en geluk, en verblijven daarin (Cüla-Gosinga-Sutta, MN 31, i 208, 10).
Hij overgiet dit lichaam met uitzondering geboren vreugde en geluk, hij doordrenkt, vervult en doordringt het ermee; er is geen plekje in zijn hele lichaam dat niet doordrongen is met uit afzondering geboren vreugde en geluk (Mahã-Assapura-Sutta, MN 39, i 276, 15).
storend element
Als storende factor binnen het 1e jhana wordt het nadenken en overwegen genoemd (Latukikopama-Sutta, MN 66, i 455, 22). Dit nadenken en overwegen is een tussenstation binnen de meditatie welk op zijn beurt losgelaten dient te worden omdat het uiteindelijk een valkuil is vanwaar begeerte kan optreden. Een juiste beoefenaar gaat door om in het 2e jhana, dat vrij is van nadenken en overwegen, vreugde en geluk te ervaren.
2e jhãna: de jhãna's van het vormloze gebied
(Bewustzijn in de fijnstoffelijke sfeer, rüpãvacaracitta). De jhãna's van het vormloze gebied zijn, in tegenstelling tot de jhãna's van het vormgebied, los van zintuiglijke waarneming. Ze staat ook los van alle perceptie van fysieke vormen en dus vormloos. Om deze 2e jhãna te bereiken dien je de 1e en 2e jhãna factor (beginnende, gerichte en aanhoudende aandacht) losgelaten te hebben. De jhãna's van het vormloze gebied zijn onder te verdelen op basis van:
- oneindige ruimte
- oneindig bewustzijn
- het niets
- noch gewaarzijn noch geen gewaarzijn
De jhãna's van het vormloze gebied wordt doorgaans bereikt middels concentratie-meditatie.
kernmerken voor de jhãna's van het vormloze gebied
De gelukzaligheid uit het vormgebied wordt intenser en is met niets anders te vergelijken. De behoefte aan voeding wordt minimaal en de hartslag wordt zeer laag en traag. Het 2e jhãna wordt in de pali-canon als volgt omschreven:
...bereiken wij door het tot rust komen van nadenken en overwegen innerlijke vrede en eenpuntigheid van geest, gaan het tweede meditatiestadium binnen, dat vrij is van nadenken en overwegen, uit concentratie geboren is en gekenmerkt wordt door vreugde en geluk, en verblijven daarin (Cüla-Gosinga-Sutta, MN 31, i 208, 11).
Hij overspoelt dit lichaam met uit concentratie geboren geboren vreugde en geluk, hij doordrenkt, vervult en doordringt het ermee; er is geen plekje in zijn hele lichaam dat niet doordrongen is met concentratie geboren vreugde en geluk (Mahã-Assapura-Sutta, MN 39, i 276, 16).
storend element
Als storende factor binnen het 2e jhana wordt de vreugde en geluk genoemd (Latukikopama-Sutta, MN 66, i 455, 23). Deze vreugde en geluk is een tussenstation binnen de meditatie welk op zijn beurt losgelaten dient te worden omdat het uiteindelijk een valkuil is vanwaar begeerte kan optreden. Een juiste beoefenaar gaat door om in het 3e jhana gelijkmoedigheid en geluk te ervaren.
3e jhãna: de vipassana jhãna's
(Bewustzijn in de onstoffelijke sfeer, arüpãvacaracitta). Deze jhãna's doen zich voor tijdens de vipassana-meditatie en niet tijdens de concentratie-meditatie. Om deze jhãna's gewaar te worden is en nog betere concentratie/neutraliteit/observatie nodig en is de 3e jhãna factor (verrukking) losgelaten. Deze hoedanigheid vind alleen plaats in de vipassana-meditatie. De 3 edele waarheden (alles is veranderlijk, alles is afhankelijk, Nirvana is rust) wordt in dit proces zeer helder en is constant aanwezig. De vipassana jhãna's worden doorgaans bereikt middels de vipassana-meditatie.
kernmerken voor de vipassana jhãna's
Het gevoel van gelukzaligheid verdwijnt en wat overblijft is een gevoel van vrede. Na het verdwijnen van de specifieke hindernissen van de jhãna van het vormgebied verdwijnt nu ook de ijdelheid. Doordat ijdelheid verdwijnt wordt het lichaam zacht (als een baby) en krijgt het een natuurlijke lenigheid. Het 3e jhãna wordt in de pali-canon als volgt omschreven:
Door het ophouden van vreugde verwijlen wij, wanneer wij maar willen, in gelijkmoedigheid en aandacht, in volle bewustzijn en ervaren wij lichamelijk geluk hetgeen de edelen beschrijven als "gelijkmoedigheid, aandacht, verwijlen in geluk". Zo gaan wij het derde meditatiestadium binnen en verblijven daarin (Cüla-Gosinga-Sutta, MN 31, i 208, 12).
Hij overspoelt dit lichaam met geluk dat vrij is van vreugde, hij doordrenkt, vervult en doordringt het ermee; er is geen plekje in zijn hele lichaam dat niet doordrongen is met geluk dat vrij is van vreugde (Mahã-Assapura-Sutta, MN 39, i 276, 17).
storend element
Als storende factor binnen het 3e jhana wordt de gelijkmoedigheid en geluk genoemd (Latukikopama-Sutta, MN 66, i 455, 23). Deze gelijkmoedigheid en geluk is een tussenstation binnen de meditatie welk op zijn beurt losgelaten dient te worden omdat het uiteindelijk een valkuil is vanwaar begeerte kan optreden. Een juiste beoefenaar gaat door naar het, van leed en geluk vrije, door zuivere gelijkmoedigheid en aandacht gekenmerkte 4e jhana.
4e jhãna: de bovenwereldse jhãna's
(Bovenwerelds bewustzijn, lokuttaracitta). De bovennatuurlijke jhãna's worden bewust als "Nirvana is rust" als meditatie object wordt genomen. Wat overblijft is de concentratie/neutraliteit/observatie, waarbij de neutraliteit in al zijn aspecten (gelijkheid, nietsheid) heel duidelijk naar voren komt. De 4e jhãna factor 'blijdschap' wordt vervangen door 'gelijkmoedigheid' en tezamen met 'éénpuntigheid van geest' zijn dit de enige 2 jhãna factoren die overblijven. Zodoende is de focus geheel gericht op "dat wat is" ofwel de universele waarheden (essentie der dingen) en niet meer op "dat wat wordt gelooft" ofwel individuele waarheden. Alles wordt logisch en het inzicht dat alles neutraal is wordt steeds meer versterkt. De zintuigen spelen hierin ook een rol en de gewaarwordingen kunnen als "bovenwerelds" beschreven worden.
kernmerken voor de bovenwereldse jhãna's
Er wordt alleen maar pure zuiverheid en perfectie waargenomen. Deze jhãna is dus niet Nirvana zelf. Iemand die het 4e jhãna gebied heeft bereikt, heeft het 1e stadia van verlichting bereikt. Er zijn 4 stadia van verlichting:
- het pad van stroom-betreden
- het pad van nog-eenmaal-terugkeren
- het pad van niet-meer-terugkeren
- het pad van arhatschap
Dit stadia moeten niet gezien worden als iets wat bereikt kan worden. Verlichting/realisatie is niets anders dan de ultieme werkelijkheid inzien en dat geschiedt alleen door steeds minder onwetend te worden. Elk stadia van verlichting is dan ook niet iets wat bereikt is, maar iets wat losgelaten is.
Het 4e jhãna wordt in de pali-canon als volgt omschreven:
Na het ophouden van geluk en na het ophouden van lijden en omdat vroeger al blijdschap en neerslachtigheid verdwenen waren, gaan wij, wanneer wij maar willen, het van leed en geluk vrije, door zuivere gelijkmoedigheid en aandacht gekenmerkte vierde meditatiestadium binnen en verblijven daarin (Cüla-Gosinga-Sutta, MN 31, i 208, 13).
Hij zit terneer, dit lichaam met een geheel zuivere, geheel gelouterde geest doordringend; er is geen plekje in zijn gehele lichaam dat niet met deze geheel zuivere, geheel gelouterde geest doordrongen is (Mahã-Assapura-Sutta, MN 39, i 278, 18).
Het 4e jhana heeft geen storende factor omdat deze volledig in het Nu plaatsheeft. (Latukikopama-Sutta, MN 66, i 455, 25).
5e jhãna: de jhãna van de oneindigheid van ruimte
Dit is de 1e immateriële jhāna en deze volgt op de voorgaande 4 fijn-materiële jhānas. Nu het 1e stadia van verlichting is bereikt en iemand een stroom-betreder is zijn de 5 aggregaten/ontstaan der emoties niet meer gericht op vorm en veel minder gericht op conditioneel gedrag. Door het wegvallen van deze ontstaat er een oneindigheid van mogelijkheden die wel ingezien, maar niet overzien wordt. Tot nu toe zijn het alleen nog maar mogelijkheden en de verdere betekenis en mogelijkheden hiervan is nog onduidelijk. De ruimte wordt ervaren als rüpa en wordt nog, deels, buiten onszelf (nãman) geplaatst.
Het 5e jhãna wordt in de pali-canon als volgt omschreven:
Na het geheel overstijgen van de voorstelling van vormen, na het ophouden van de voorstellingen van weerstand, na het uitschakelen van de aandacht voor de voorstelling van de veelheid der dingen stellen wij ons, wanneer wij maar willen, voor dat de ruimte oneindig is en betreden zo de sfeer van oneindigheid van de ruimte en verblijven daarin (Cüla-Gosinga-Sutta, MN 31, i 208, 14).
6e jhãna: de jhãna van de oneindigheid van bewustzijn
We zijn in staat de oneindigheid van ruimte in te zien en we doen dit met de 6 bewustzijntypen: oogbewustzijn, oorbewustzijn, tongbewustzijn, neusbewustzijn, tastzinbewustzijn en gevoelbewustzijn. We gaan nu ook overzien welke gevolgen dit heeft. We realiseren ons dat de oneindigheid van ruimte niet alleen rüpa is, maar ook nãman, en de 6 bewustzijntyepen neemt dat allemaal waar. Daarom is het niet meer 'oneindigheid van ruimte' maar 'oneindigheid van bewustzijn'.
Het 6e jhãna wordt in de pali-canon als volgt omschreven:
Na de sfeer van oneindigheid van de ruimte geheel overstegen te hebben stellen wij ons, wanneer wij maar willen, voor dat het bewustzijn oneindig is en betreden zo de sfeer van oneindigheid van het bewustzijn en verblijven erin (Cüla-Gosinga-Sutta, MN 31, i 209, 15).
7e jhãna: de jhãna van nietsheid
De term 'nietsheid' is afkomstig van Ãlãra Kãlãma, de eerste spiritueel leraar die Gautama Siddhartha (de latere Gautama de Boeddha) ontmoette nadat hij in 534 v. Chr. de thuisloosheid in trok op zoek naar verlichting. Voor Kãlãma was de 'sfeer van nietsheid' het hoogst bereikbare en Siddhartha heeft enkele maanden bij deze leraar gestudeerd en gemediteerd. Nadat hij dit stadium had bereikt bemerkte Siddhartha dat:
Deze leer leidt niet tot afkeer (van het wereldse leven), niet tot passieloosheid, tot ophouden, tot innerlijke rust, tot kennis uit eigen ervaring, tot ontwaken, tot nirvana, maar alleen tot het bereiken van de sfeer van nietsheid (MN 26, i 165, 16).
Gautama de Boeddha zag niets in 'de sfeer van nietsheid' als afzonderlijk systeem omdat hij bemerkte dat slechts een meditatiestadia is en als zodanig is het opgenomen als de 7e jhãna. De pali-canon lezende kunnen we aannemen dat de 'sfeer van nietsheid' onderwezen door Gautama de Boeddha ook enigszins anders is dan die van Ãlãra Kãlãma. Nu de 6 bewustzijntypen inzien dat bij het wegvallen van conditioneel gedrag alleen maar oneindigheid overblijft, komt de realisatie dat er alleen maar niets is. Zowel object als subject als de verbindende factor daartussen is niets.
Het 7e jhãna wordt in de pali-canon als volgt omschreven:
Na de sfeer van oneindigheid van het bewustzijn geheel overstegen te hebben stellen wij ons, wanneer wij maar willen, voor dat er niets is en betreden zo de sfeer van nietsheid en verblijven erin (Cüla-Gosinga-Sutta, MN 31, i 209).
8e jhãna: de jhãna van noch-voorstellen-noch-geen-voorstellen
Na gestudeerd te hebben bij Ãlãra Kãlãma bezocht Gautama Siddhartha Uddaka Rãmaputta en studeerde daar voor enkele weken. Van Rãmaputta komt de term 'noch-voorstellen-noch-geen-voorstellen' en hier voltrekt zich hetzelfde verhaal als bij Kãlãma. Daar waar Rãmaputta dit zag als het hoogst bereikbare zag Siddhartha dit als slechts een fase binnen de meditatie:
deze leer leidt niet tot afkeer (van het wereldse leven), niet tot passieloosheid, tot ophouden, tot innerlijke rust, tot kennis uit eigen ervaring, tot ontwaken, tot nirvana, maar alleen tot het bereiken van de sfeer van noch-voorstellen-noch-geen-voorstellen (MN 26, i 165, 17).
Ook deze fase heeft hij later opgenomen maar wel enigszins anders uitgelegd dan Rãmaputta dat deed. In de jhãna van nietsheid wordt ingezien dat zowel object als subject als de verbindende factor daartussen niets is en dat dus ook de verlichting/realisatie niets is. Dat zowel het voorstellen daarvan als het niet-voorstellen ervan geen zin heeft.
Het 8e jhãna wordt in de pali-canon als volgt omschreven:
Na de sfeer van nietsheid geheel overstegen te hebben, betreden wij, wanneer wij maar willen, de sfeer van noch-voorstellen-noch-geen-voorstellen en verblijven daarin (Cüla-Gosinga-Sutta, MN 31, i 209).
9e jhãna: de jhãna van het ophouden van voorstelling en gevoel
In sommige teksten wordt er gesproken over 8 jhãna's en daarna kom je in het stadia van 'ophouden van voorstelling en gevoel'. Een hoger stadia is er niet en daarom wordt het niet altijd als jhãna gerekend. Het 9e jhãna wordt in de pali-canon als volgt omschreven:
Na de sfeer van noch-voorstellen-noch-geen-voorstellen geheel overstegen te hebben, bereiken wij, wanneer wij maar willen, het ophouden van voorstellingen en gevoel en verblijven daarin (Cüla-Gosinga-Sutta, MN 31, i 209, 18).
Valkuilen van de Jhãna's
De bovenstaande jhãna's zijn meditatiestadia die iemand doorloopt in zijn proces. Binnen dat proces liggen valkuilen en 'doodlopende zijwegen' die in de dharma 'de 10 vormen van bezoedeling' worden genoemde. Deze kunnen veel lijken op de jhãna's (zoals verrukking en blijdschap). → een apart artikel over deze 10 vormen van bezoedeling kan je hier vinden.
Uitleg op film